Zou de Boeddha ooit gefeest en gebeest hebben? Het is een legitieme historische vraag, maar helaas weten we weinig meer over het leven van broeder Gautama dan de legende ons vertelt. Als hij een prins was en vader van een zoon, is hij tijdens zijn jaren als jongeling aan het hof dan ingewijd in de vreugde van de extase van drank en dans, en ook in de fijne kneepjes van het lichamelijke genot bij wijze van voorbereiding op zijn rol in de voortzetting van zijn dynastie? Volgens de overlevering is hij tijdens zijn opvoeding zorgvuldig afgeschermd van wereldse verleidingen, maar juist dit zou ons achterdochtig moeten maken. Geen paleis zonder geheim. Hij zou de eerste prins niet zijn die als adolescent heeft gebaad met leden van het andere geslacht en in een nabij gelegen vertrek discreet terzijde is genomen door een courtisane om te zorgen dat hij, eenmaal getrouwd, in de huwelijkssponde niet onbeslagen ten ijs zou komen.
Ook Taigu heeft gefeest en gebeest, al beschikte hij niet over de voorzieningen van een koninklijk onderkomen en moest hij het met vrouwen zelf maar uitzoeken. Niet dat dit in de grote stad moeilijk was, maar juist overvloed brengt zijn eigen uitdagingen met zich mee. De woelige jaren zestig van de twintigste eeuw waren voorbij en het hoger onderwijs was geen bastion meer van de elite. De pil was bij de huisarts vrij verkrijgbaar, menig maatschappelijk taboe was geslecht en de aidsepidemie was nog niet losgebarsten. Wat niet betekende dat de normen die je van huis uit meebracht waren meeveranderd en dat alles vanzelf ging wanneer je op jezelf was aangewezen. Integendeel, juist in de omgang met anderen leerde je jezelf met vallen en opstaan kennen, dat wil zeggen: leerde je je eigen voorkeuren, grenzen én eenzaamheid kennen wanneer je je begaf in de bruisende onderwereld waar Koning Alcohol en het Grote Dionysische Verlangen heersten.
De heks Circe beloofde Odysseus een leven zonder einde en een eeuwige vrijheid van de komst van ouderdom toen zij hem en zijn scheepsgezellen op de terugweg van de strijd om Troje in gijzeling hield. Maar Odysseus wilde terug naar Ithaca, waar zijn Penelope, belaagd door minnaars, op hem wachtte. Wie waren Taigu’s Circe’s en Penelope’s temidden van het besloten drankgelag en het feestgedruis van het grootstedelijke uitgaansleven?
Taigu was een serieuze, provinciale maar klassiek gevormde jongeman, die het zich onbewust moeilijk maakte door in iedere ontmoeting de levensernst op te zoeken. Hoewel ook een uitgelaten feestvierder, liefhebber van het levenslied en begeesterde orator, miskende hij in het begin soms de natuurlijke energie van het zinnelijke, seksuele genot wanneer dit zich zonder intellectueel voorspel aandiende. En aandienen deed het zich! Verlangde hij, op het gymnasium geïmpregneerd met de denkwereld van Plato, teveel naar een ideaalbeeld? Hij zou de enige niet zijn. Wat had prins Siddharta het toch makkelijk, wanneer in bad de hand van een vrouwelijke (of een mannelijke?) bediende spelenderwijs zijn edele delen masseerde, niet wetende dat zijn – volgens sommigen – meest edele delen na enkele levenswendingen in een canon hun beslag zouden krijgen.
Maar zo is de wereld van lief en leed, van zoet en zuur. Een glimlach van herkenning valt over het gezicht van iedere bezoeker, wanneer een ambtenaar van de burgerlijke stand een trouwpaar toespreekt over de vier seizoenen van het leven. Het paar denkt dat het weet waaraan het begint en de genodigden denken weemoedig terug aan de tijd dat zij dachten te weten waaraan zij begonnen. Dat vooral vieren zij op andermans huwelijksdag. Godzijdank weet niemand vooruit wat de onvoorspelbaarheid van het bestaan voor hem of haar in petto heeft, noch wat zich zal afspelen nadat de film die het leven heet, eenmaal het einde van de spoel heeft bereikt.
Wat heb ik in vredesnaam gedaan, vraagt menigeen zich af wanneer hij of zij een vreemde in bed heeft genomen en het voor de zoveelste keer op een teleurstelling is uitgelopen. Er is geen groter eenzaamheid dan in het verlangen naar liefde in seks en in de zich herhalende realiteit van onvervulde liefde. Men leze de autobiografische fragmenten van Simon Vestdijk, Thomas Mann en zovele andere waarnemers van het contemporaine leven. Het zou dan ook zeker niet ongewoon zijn geweest wanneer de desillusie zich al meester had gemaakt van Gautama, lang voordat hij gezeten op een olifant en in het gezelschap van een bediende, de paleismuren achter zich had gelaten om de balans op te maken van het leven van gewone mensen. De legende is juist dat, legende, en de canon canon, omdat zij berusten op het diepe verlangen naar wat de anonieme scriba’s ervan de mensen willen laten vieren, het geluk van eeuwige wijsheid en de weg die voert naar die voor de meesten – zo niet voor allen – onbereikbare toestand.
Ondertussen verlustigen westerse boeddhisten zich aan wijsheidsformules ontleend aan monastieke regels voor een monastiek bestaan. Ze spellen ‘heilige’ teksten, soms in series opgediend, en de interpretaties die leraren daarvan uitbraken. Of het nu gaat over het Achtvoudig Pad of over zenmeditatie, het komt allemaal uit de koker van monniken, voor monniken. En niemand die lijkt te doorzien dat de focus op monastieke regels en monastieke beoefening in een absurde verhouding staat tot een tot in het bot seculiere wereld waarin het leven zelf leerzamer, en leedzamer, is dan welke leer dan ook. Er is geen leer die een oplossing heeft voor het leed van de wereld, er is geen ‘humaniteit’ die een oplossing verdient voor het leed dat zij meestal zelf veroorzaakt. De enige toegang tot een brokkelige wijsheid biedt het leven zelf, door het te leven en gaandeweg in het aangezicht van de ander een voorbijgaande wijsheid te ontdekken en deze in het voorbijgaan in de praktijk te brengen en zo nodig weer los te laten.
Daarom is de vraag legitiem of de fictieve, literaire Boeddha ooit een feestbeest is geweest, voordat hij zijn voorbijgaande charisma beleefde en anderen het verlangen naar vereeuwiging van dat charisma in een afgeleide vorm van literatuur verwoordden. Het feestbeest, de eenzame, de migrant, de dakloze, de overspelige, de teleurgestelde, de verslaafde, de gewonde, de hoerenloper, zij en alle andere levende wezens hebben aan wie aandacht heeft om te luisteren, in het voorbijgaan een betekenisvoller verhaal te vertellen over lief en leed en wijsheid dan eeuwenoude legendes en leerredes uit een andere cultuur. Als het over de betekenis van boeddhisme gaat en die van het dagelijks leven in de kwellingen van een verwarrende wereld, dan hebben de romans van Hermann Hesse meer aan wijsheid te bieden dan de uitingen van een zogenaamd ontwaakte prins en die van zijn zelfbenoemde geestelijke nazaten.
Joke zegt
Veel dank voor deze overwegingen.