Aandacht (P. sati) en gelijkmoedigheid (P. upekkha) zijn de twee belangrijkste ingrediënten die de beoefenaar toelaten om ‘de dingen te zien zoals ze zijn’ (P. vipassana).
Aandacht en gelijkmoedigheid vormen ook de eerste en de laatste van de zeven ontwakingsfactoren (P. sambojjhanga). Het is dus niet verwonderlijk dat het de twee vleugels zijn waarop vipassana vliegt. Sati + upekkha = vipassana.
— aandacht: de voortdurende, alerte observatie op ons lichaam, op onze gewaarwordingen, op onze geest en op de objecten van onze geest. Dit zijn de vier fundamenten van opmerkzaamheid (of de vier metaforische ‘velden’— ‘gocara’ in het Pali—die door de beoefenaar naarstig moeten bewerkt worden).
Deze aandacht is van een bijzondere soort: ze moet ijverig, vurig, met grote inspanning beoefend worden (P. atapi). Verder is het een penetrerende observatie, die ‘als een pijl’ moet doordringen tot de diepste diepte van yogi’s innerlijke werkelijkheid—het is m.a.w. een aandacht die ‘pijn’ doet. Immers, deze bijzondere, doordringende aandacht (P. satima) leidt finaal tot steeds dezelfde conclusie: ❛ dit ben ‘ik’ niet; dit is niet ‘mij’; dit is niet ‘mijn’. ❜ En tenslotte moet deze aandacht gevestigd zijn in helder begrip en diep inzicht in de vergankelijkheid van de dingen (P. sampajanna).
— gelijkmoedigheid: d.i. ‘ zonder verlangen en zonder afkeer, vrij en onthecht van werelds verlangen en afkeer (P. vineyya loke abhijja-domanassa).’
Gelijkmoedigheid is de aanvaarding van wat de aandacht ons leert. Concreet komt het neer op de aanvaarding van onze vergankelijkheid. Dit is de kern van Dhamma zoals de Boeddha het predikte in zijn eerste (Dhammacakkappavatana Sutta) en laatste voordracht (Mahaparinibbana Sutta): het inzicht (P. sati) én de aanvaarding (P. upekkha) dat ‘alles wat onderhevig is aan ontstaan, onderhevig is aan vergaan.’
Het realiseren (d.i. herkennen, erkennen en er één mee worden) van zulke aandacht en gelijkmoedigheid is ‘ een enige, directe, ongeëvenaarde weg’ (P. ekayana magga) ‘die de Boeddha ons aanwijst in de Satipatthana Sutta:
‘ Monniken, dit is een (enige/directe/ongeëvenaarde) weg die leidt tot zuivering van de wezens; dit is de weg tot het overstijgen van verdriet en zorgen; tot het beëindigen van dukkha en angst; tot het onder de knie krijgen van de juiste methode voor het realiseren van nibbana, namelijk door het viervoudig vestigen van opmerkzaamheid.’
Het beoefenen van de combinatie van aandacht en gelijkmoedigheid op bovenstaande manier is een gamechanger. Het transformeert het leven van de beoefenaar. Het maakt van hem een stroombetreder. Een edele volgeling. Een ariya-puggala.