‘Wees stil! Nee, Koosje wees stil zeg ik!’ De woorden van de vader snijden als een bot broodmes door de coupé. Koosje is heel even heel stil en begint dan weer te dreinen. ‘Koos-Jan, voor de laatste keer: wees stil anders gaan we niet naar oma toe.’ Vaders machteloosheid is een nat laken dat op de vloer zakt van een treinwagon die over drie minuten station Veenendaal-De Klomp zal bereiken. Misschien woont oma daar wel, wie weet. En wie weet zullen ze dan rechtsomkeert maken, omdat kleine Koos-Jan niet stil geweest is.
Vergis ik me of zijn dit de eerste associaties die kinderen met stilte opdoen? En meteen dringt het tot me door: ik moet me vergissen. Want het roepen om stilte van een vader of moeder, het ouderlijk vermaan om stil te zijn, heeft eigenlijk niets te maken met de echte, wonderbaarlijke stilte, die kinderen al veel eerder hebben ervaren. In de wieg, in bad, lodderig hangend in een draagband op een zomeravond in het bos. Goddank zijn die ervaringen, hoop ik, niet op voorhand verpest.
Toch is het opmerkelijk hoe wij het begrip stilte in het opvoedingsproces vaak leren associëren met dwang. Met: geen uiting geven aan ongerief of opstand. De volwassen omgeving heeft daar immers last van. Stil zijn kan dus tot diep in je latere leven ongemakkelijk zijn. Je leert het al vroeg. Als er een stilte valt in een gesprek hoor je mensen zeggen: ‘Oh er komt een dominee voorbij’. Stilte is ernst, is zwaar, is plicht, is schuld en boete. Want als je stil bent kan er van alles boven komen, waar je niet aan wilt, wat weg moet. Ja, zo heb je het geleerd. Stilte hoort bij wat je niet mag laten zien, wat je niet mag zijn.
Ach ja, waar is de heerlijke, lome stilte van die zomeravond in het bos? Zij is zo vaak overdekt, overwoekerd door de stilte van schuld en boete. Ik zie het in veel mensen om me heen., Ik zie het soms in mezelf. De loomheid van ontspannen stilte is: ruimte, alles mag er zijn zoals het is, openheid, lege handen, liefde, niets hoeft, alles kan. De stilte van schuld en boete is: kramp, armen over elkaar, schuilen achter plaatstaal, vaak het plaatstaal van je eigen gelijk, controle houden, bedreiging, gevaar, ademnood, angst, destructie, er moet van alles, niets kan.
Zo kan zich tussen mensen een vriendelijke open stilte voordoen waarin beiden of allen volledig de ruimte hebben. Maar er kan tussen hen ook een verkrampte stilte zijn, waarin het minste of geringste aanleiding is tot dood-in-de-pot. Wat een weelde dat wij dit tussenveld kunnen zien. Ik maakte ooit een symbolisch kommetje van wat ik ‘het tussenveld’ noemde. Er zit een ‘knikker’ precies op de overgang van het ene kleurveld naar het andere. Wat een weelde dat wij zo’n tussenveld rondom ons gewaar kunnen zijn. Wij zijn in staat tot dit gewaar zijn, door welk soort stilte wij ook bevangen zijn.
Hoezo, zijn er soorten stilte dan? Kent stilte een kleur? Of is de inkleuring van stilte iets wat we helemaal zelf doen? Ja, natuurlijk bepaalt onze bevangenheid de inkleuring. Maar niet alleen. Wij spreken tegenwoordig ook vaak van de ‘energie’ die ergens heerst. Ik heb dat zelf een aantal malen indringend meegemaakt. Waar geen enkele menselijke actie (meer) is, hangt toch iets onnoembaars en het is reëel. Het kan een uitgestorven gebouw zijn, een verlaten kerkhof, een leeg perron, een vergeten zolder, een stil bosareaal, een eenzaam fietspad, een verweesde duinpan.
Dus als het gaat om de stilte om ons heen, dan kunnen wij terecht komen in wonderlijke lagen die beïnvloed worden door meer dan ons gemoed alleen, of is het toch pure reflectie/projectie? Maar houden wij het bij de stilte in ons zelf, dan komen we ergens uit waar stilte en ruimte samenvallen. Op Inspiratiemail noemt Erik van Zuydam dat zo: ‘Vlak onder het rumoer van de psyche ligt een zee van stilte op je te wachten. Altijd.’ En Marja Timmer hoopt in het Boeddhistisch Dagblad dat de sangha van Zen Centrum Amsterdam na het rumoer rond haar leraar vanuit stilte de compassie en wijsheid vindt waarop ze verder kan gaan.
De stilte als zegening. De stilte als oerbron. Ze bevind zich in ons. Ze bevindt zich rondom ons. Ze kan ingekapseld lijken door allerlei ongerief. Als dat zo is, kijk dan verder, naar de stilte onder of achter de stilte. Voorbij elke inkleuring, voorbij elke ‘energiesoort’. Daar doemt zij op in haar onbegrensde roerloosheid: altijd ongerept, zonder kleur en zonder oordeel. En juist daarom is zij grenzeloos inspirerend en ruimte scheppend. Zij is in ons en wij bevinden ons in haar.