Telkens we ons verzetten tegen verandering en vergankelijkheid (P. anicca) roepen we lijden (P. dukkha) op. Als mens zijn we geconditioneerd in het amechtig grijpen naar zekerheid, naar vastigheid, naar stabiliteit. Ad absurdum. We dromen ons zelfs een wedergeboorte. Of een eeuwige ziel.
Het is echter niet de vergankelijkheid van de dingen die de oorzaak is van dukkha. Het is onze weerstand, onze ingebouwde afkeer voor vergankelijkheid die dukkha veroorzaakt.
Wanneer we echter de werkelijkheid beschouwen zoals ze wérkelijk is (P. yatha-bhuta) komen we tot rust. Door alles los te laten in plaats van er als een Don Quichot voor te vechten (door het najagen van onze verlangens, door het cultiveren van onze afkeer) bemeesteren we de situatie. Door in te zien dat “alles wat onderhevig is aan ontstaan, onderhevig is aan vergaan ” (Dhammacakkappavatana Sutta).
Door de aanvaarding van de dynamiek van het eeuwige proces van ontstaan en vergaan bevrijden we onszelf. Door de realisatie ( = herkennen, erkennen en er één mee worden) van de tilakkhana transcenderen we dukkha.
Van zodra we erin slagen onze vergankelijkheid (P. anicca), onze onvrede (P. dukkha) en onze instabiliteit (P. anatta) te omarmen en gelijkmoedig te aanvaarden worden we wakker. Ontwaken we.