Helaas, dat kan ik niet zeggen noch schrijven. Het enige wat ik kan zeggen: het is te vinden. Ik ben er naar op zoek gegaan, Dogen is er naar op zoek gegaan, velen zijn er naar op zoek gegaan. Ik heb het hier over dat wat Boeddha gevonden heeft. In geschriften word gesproken dat hij zes jaar lang onder een boom mediteerde, zichzelf uithongerde. Bodhidharma zat negen jaar lang tegenover een muur, in Tibet lieten monniken zich drie jaar inmetselen. Waarvoor? Om te ontdekken dat ze van af het begin af aan al Boeddha waren?
Ik weet niet wat hun drijfveer was, maar de mijne was: ‘Echt is echt en Coke is Coke’. En mijn tweede sutra was ‘Liever naakt dan namaak.’ Deze spreuken had ik al op mijn 17e geadopteerd. Vanaf die tijd ben ik ook bezig geweest om dat wat echt is, geen namaak is te zoeken. En zo als velen ben ik vaak gedesillusioneerd geraakt. Ik dacht ‘het’ gevonden te hebben en het verdween als los zand tussen mijn vingers. Pas rond mijn dertigste had ik een ontmoeting met wat echt was: zen. Het stelde niet veel voor, maar…het was echt en ik wist dat er van af dat moment geen weg terug meer was.
Ik had van deze ontmoeting honger naar meer gekregen, zoveel meer dat ik mijzelf op een gegeven moment terug vond in een Japans klooster. Het zenboeddhisme was op mijn lijf geschreven, het ging buiten geschriften om en het was nihilistisch, geen zinloze rituelen, voorschriften, geboden, verboden, enz. en bovenal geen sociale controle. Althans, dat was mijn Europese ervaring. Het dagprogramma in het klooster was strikt- twee maal per dag een tempeldienst met buigingen, knievallen, gezangen, enz. Zelfs de maaltijden werden ceremonieel gegeten. Maar erger- je werd geacht te buigen voor bijna elk beeld waar je langs liep. Ik was in de veronderstelling dat deze rituelen door de kloosterleiding werden opgelegd, en het was dan ook een schok toen ik tot de ontdekking kwam dat ik hier zelf voor gekozen had, voor zover jezelf iets kunt kiezen.
Ik had (dharma)-honger, je vindt na lang zoeken een tafel afgeladen met dharma-gerechten en daar zitten zaken tussen zoals spruitjes, spinazie, gerechten die een peuter-boeddha niet lekker vindt. Maar je zit in een Japans klooster, en de Japanners hebben een “wij-cultuur” dus er word alles aan gedaan om je overal in te betrekken en op een gegeven moment vind je spruitjes lekker. En een hele poos later snap je dat de boeddhistische schijf van vijf een evenwichtige spirituele groei bewerkstelligt. En nog veel later besef je dat je uit een boeddhistische school komt met een hele lange traditie. Toen ik in ‘86 naar Japan ging had ik het boek “De drie pijlers van zen” in mijn rugzak zitten Ik had het boek in Nederland al gelezen maar een Japans plaatsje dat Obama heet en iemand die Daiun Roshi word genoemd zegt je niet zo veel. Als je dan met je rug tegen de stupa op het kerkhof leest ‘Obama’…dan denk je, verrek dat is hier. Een wandeling van nog geen vijf minuten en je staat in het klooster waar Philip Kapleau met zijn neus naar de muur heeft gezeten, dat hij steun heeft gehad aan degene waar ik nu les van krijg. Zo’n boek krijgt opeens veel meer waarde, het verandert van een interessant boek in een reisgids Als ik dan op het ‘Wereld Wijde Web van verwarring’ lees,
In het interview laat Kapleau zich in scherpe, niet mis te verstane bewoordingen uit over de westerse zenpraktijk. De ware corruptie is niet seks, geld of macht, zegt hij, maar het aanpassen en vereenvoudigen van de lesmethodes. In de transmissie naar het Westen sluipen compromissen in die de kwaliteit van het zenboeddhisme hier aantasten. Leraren weten kwalijke maatschappelijke invloeden niet voldoende te weerstaan en zijn daardoor niet het toonbeeld van onberispelijkheid dat je in Japan tegenkomt.
Nu besef ik uit wat voor school ik kom. Kapleau staat veel dichter bij mij dan ik besef heb. Nu zit ik niet in over die onberispelijkheid, zeker niet wat de Amerikaanse puriteinen onder onberispelijk verstaan. Maar wel het aanpassen en vereenvoudigen van de lesmethode. Tangen Roshi, mijn leraar, klaagde er over dat buitenlanders bezwaar maakten tegen de Kyosaku. Dit is een één meter lange lat van ongeveer vijf centimeter breed waarmee tijdens intensieve trainingsperiode geslagen word op de monnikskapspier van de leerling. Hij was genoodzaakt hier een oplossing hiervoor te vinden- die was dat diegene die niet geslagen wilde worden een kruis van plakband achter zich kreeg geplakt. Zo kon de jikido zien wie niet geslagen wenste te worden. Zeker tijdens intensive trainingsperiode is dit een essentieel onderdeel van de training. Wij in het Westen associëren het met geweld, straf, enz. Maar het is een hulpmiddel om barrières op je pad te doorbreken. En geloof me, een klein tikje voel je niet, je kunt zo hard slaan dat de stukken hout door de zendo vliegen. En diegene die geslagen is buigt als dank omdat zijn Sammai (Samadhi) zich verdiept heeft en ook niet zelden tot Kensho leid.
Alles is van belang, de buigingen, de tempeldiensten, ceremonies, al deze zaken zijn een vorm waarin je spiritualiteit, je inzicht zich kan ontwikkelen. Net zo als je thee in een kopje kunt gieten en nuttigen. Wat hierbij van belang is, is spiritualiteit- meditatie zorgt voor spirituele ontwikkeling. Als je dat achterwege laat heb je een lege huls, een leeg kopje. Erg mooi om te zien maar het gaat om theedrinken. En of Ikyu nou een op seks beluste monnik was en de Bobo Roshi misschien nog steeds in Kyoto zit, of de roshi van Daitoku-Ji zich in een dikke Mercedes laat rond rijden, het zal me worst wezen. Zolang de wet niet overtreden word…Moeten wij puriteinser worden dan de overheid? Wie veroordeel je eigenlijk als je kritiek op iemand hebt? Waar is die kritiek op gebaseerd, waar komt het vandaan? Van jou toch.