Adhyashanti is de aangenomen naam van Stephen Gray (1962). Hij is een Amerikaanse auteur en meditatieleraar die retraites leidt en lezingen geeft. Na 14 jaar zenboeddhisme beoefend te hebben onderging hij op zijn 25e een aantal bijzondere ervaringen. Naar eigen zeggen drong hij door tot de leegheid van alle dingen waarbij hij besefte dat hij zelf de boeddha was waar hij naar op zoek was. Op zijn 31e onderging hij een ervaring waarbij aan al zijn vragen en twijfels een einde kwam. Hij begon lezingen te geven en vormde een grote groep volgelingen. Hij is ervan overtuigd een waarheid te verkondigen die voorbij elke religie, filosofie of doctrine is. Zijn boodschap van het ontwaken wijst volgens hem alleen naar iets wat ieder mens al in zich heeft.
Angst voor omwegen
In zijn nieuwe boek “De rechtstreekse weg” beschrijft Adyashanti 30 oefeningen waarmee een mediterende zichzelf in contact kan brengen met de dimensie van het geestelijk ontwaken. Het woordje “weg” is de vertaling van het Engelse “way”, wat meer dan in het Nederlands de betekenis heeft van manier of methode. Het zijn dus 30 methodes om zonder omwegen je geest zo ver te krijgen dat deze zich openstelt voor de leegte. Deze methodes verschillen van de al bestaande doordat ze direct zijn, er zijn geen omwegen, er is niets overbodig, volgens de typisch Amerikaanse neiging “to cut the crap”. Een probleem is wel dat bij alle oefeningen juist wordt afgeraden om doelgericht te werk te gaan en zonder doel kun je ook niet rechtstreeks op je doel afgaan. Op de kaft prijkt een gouden cirkel en een cirkel is juist in wezen een eindeloze omweg. Daarnaast mogen we niet vergeten dat het streven rechtstreeks toegang te geven tot het ontwaken in het boeddhisme niet uniek is. Met name in de tradities van de Dzongchen en de Mahāmudra, maar ook in het zenboeddhisme, zijn er tal van teksten geschreven die een directe benadering pretenderen van het nirvāṇa.
De oefeningen zijn ingedeeld in vier groepen:
- zeven introducties in “het vormloze bewustzijn van het zijn”,
- zeven introducties in het universele mededogen,
- zeven introducties in de “goddelijke bestaansgrond” en
- negen introducties in de “verlichte relativiteit en de paradox van het zijn”.
Bewustzijn van het zijn
De eerste serie gaat dus over het bereiken van het ontwakende bewustzijn, het ontwaken uit de identiteit die we in ons dagelijkse leven hebben opgebouwd. De eerste oefeningen lijken sterk op meditaties die bekend zijn in de Dzogchentraditie, zonder natuurlijk de introductie-ervaring, de hint, die de goeroe daar eerst hoort te geven. Zonder deze hint kan de leerling niets beginnen, omdat hij of zij dan geen idee heeft waar het allemaal over gaat. Dit werpt de vraag op of dit boek wel nuttig is voor mensen die nog geen stroombetreder (sotapanna) zijn. Voordat je het weet komt er een computerspel op de markt waarin je na het behalen van de benodigde bonuspunten, het aanschaffen van de benodigde “tools” en het doorlopen van de verschillende niveaus een officieel boeddhadiploma krijgt toegestuurd.
Na de eerste oefeningen komt lezer/beoefenaar al gauw in vedāntasferen terecht waarbij wordt getracht het inzicht op te wekken dat het ātman toch echt identiek is met het braḥman. De belangrijkste termen zijn hier “bewustzijn” en “zijn”, wat aantoont dat de traditie van Adyashanti ver af staat van de tradities van prajñāpāramitā en madhyamika. Het belangrijkste is echter dat de oefeningen een goede inleiding geven naar een subtielere beleving van de werkelijkheid, waar verrassende transformerende inzichten kunnen plaatsvinden. Voorwaarde is wel dat je voldoende verzonkenheid moet kunnen ontwikkelen. Even een oefeningetje in de file doen als Facebook en Twitter wat stil zijn, is weinig zinvol.
Het spirituele hart
De tweede serie oefeningen gaat over het ontwaken uit het emotionele zelfbeeld dat zich heeft gevormd in de contacten met anderen in ons verleden. Hier worden oefeningen aangeboden die een beetje in de sfeer liggen van het bekende tonglenmeditatie (geven en nemen) die in de Tibetaanse traditie wordt gegeven om mededogen op te wekken. De meditator moet zijn zelfgevoel daarbij vanuit het hoofd laten zakken en in de hartstreek situeren. Daar zetelt het “spirituele hart”, dat blijkbaar hoort bij een “spirituele” lichamelijkheid. Het doel is om een gevoel op te wekken van het eenzijn met alle wezens en daarmee een gevoel van universeel mededogen.
Bestaansgrond
De derde serie leidt tot het ontwaken tot de bestaansgrond, de zo-heid van alles wat is, die voorafgaat aan zijn en niet zijn. Ze wordt ervaren als iets wat lijkt op de eeuwige blik der eeuwigheid. Daartoe is het nodig dat de egostructuur wordt “losgewrikt”, hetgeen in het zenboeddhisme de “grote dood” wordt genoemd. Daarna ontstaat een soort gevoel van herboren worden. Eerst moet het zelfgevoel van de mediterende echter tot het onderste deel van de buik zakken, omdat dit de plaats is van de bestaansgrond. Dit is de “goddelijke grond” die wordt aangeduid met een uitdrukking ontleend aan Meester Eckhart: “niet wetend weten”, het is een weten dat voorafgaat aan het overdenkende bewustzijn en de onderliggende eenheid van het bestaan. Dit gebied is wel een beetje eng, want je kunt er geconfronteerd worden met bedriegende weerstanden uit je onderbewuste.
De oefeningen zijn volgens Adyashanti geen technieken maar routebeschrijvingen waarmee het bewustzijn in het met het bestaan contact kan maken. In je nieuwe ontwaakte identiteit ben je een onbenoembare en lege mogelijkheid, die door het hart van het bestaan stroomt en waar je grote afwezigheid in volle aanwezigheid straalt (bladzijde 104).
Het dagelijkse leven
In de laatste reeks oefeningen wordt het integreren beoefend van de opgedane inzichten in omgang met anderen in het dagelijks bestaan. Wat geïntegreerd moet worden zijn: ontwaakt bewustzijn, ontwaakt hart en ontwaakte bestaansgrond. Adyashanti legt uit dat een ervaring zijn levendigheid kan verliezen en zich door abstractie kan inkrimpen tot een begrip. Om dit te vermijden wil hij de aandacht richten op het ervaringsaspect, dus het lichamelijke aspect ervan. Daartoe moet ieder zijn lichamelijke aanwezigheid herkennen, de voelbare stilte die elke lichamelijke ervaring als achtergrond begeleidt. Deze voelbare stilte wijst op het “subtiele lichaam”.
Het zijn oefeningen die je te midden van anderen moet doen. Sommige ervan doen denken aan de Bodhicaryāvatāra van Śantideva. Er zijn ook overpeinzingen bij waarmee je jezelf confronteert met je eigen gebreken. Adyashanti komt hier met zijn eigen pāramitā’s (boeddhistische deugden): vrede, moed, begrip, vrede, liefde en waarachtigheid.
Conclusie
Vraag: “Is dit een soort snelweg naar het boeddhaschap?” Antwoord: “Nee!” Het is wel een beschrijving van een serie oefeningen waarbij het gebruik van Aziatische woorden zorgvuldig wordt vermeden. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat ze daarom erg gemakkelijk te begrijpen zijn. Dit vereist wel degelijk oefening en studie. Het gaat om ervaringen waar veel mensen nooit aan toe komen, hetzij omdat hun leven draait om het gevecht om de macht en het grote geld, hetzij om het maximaliseren van lichamelijk comfort en meestal beide. Bovendien gaat er behoorlijk wat tijd zitten in het bereiken en weer oproepen van de nodige innerlijke rust. Er zit dus geen garantiebewijs bij het boek.
Dit betekent echter niet dat het boek daarom nutteloos is of de lezer met een kluitje in het riet stuurt. Het kan de lezer wel degelijk een herkenning bieden en stimuleren tot geestelijke ontplooiing. Dat betekent ook weer niet dat het boek levend onderricht of langdurige meditatie-ervaring volledig kan vervangen, maar het kan wel een aanvulling zijn. Adyashanti heeft zelf veel ervaring in zijn beschrijvingen verwerkt en hij doet zijn best om de methodes en hun effecten zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven.
Ik denk niet dat de benadering van Adyashanti universeel is. Uiteindelijk hebben we geen compleet beeld van alle mogelijkheden van geestelijke ontplooiing en het is nog maar de vraag of dit mogelijk of zelfs wenselijk is. Uiteindelijk is “fusioncooking” (interculturele receptuur) ook niet universeel, maar het kan wel goed smaken. Er is echter geen universele leer van wat lekker is en wat niet.
Een universele leer van het boeddhaschap zou om te kunnen overtuigen een metafysica nodig hebben, een leer van het onwaarneembare. De theosofie heeft het geprobeerd, maar het is niet gelukt. De madhyamika’s, maar ook andere filosofische stromingen, beweren juist dat boeddhaschap het afschaffen van elke vorm van metafysica betekent. Ik denk echter wel dat, zeker met de nu toenemende behoefte en belangstelling, een aparte filosofie van de innerlijke ontplooiing ons een stuk vooruit zou kunnen helpen.
Het boek is overzichtelijk ingedeeld en leest prettig. De vertaling is prima. Al met al een mooi en behulpzaam boek.
Adyashanti: De rechtstreekse weg, dertig oefeningen om tot ontwaken te komen, vertaling Han van den Boogaard, Uitgeverij Samsara, Amsterdam 2021, harde kaft, 171 bladzijden.