Een mooie boeddhistische term die ik pas recent leerde kennen is ‘het veld van verdienste.’ Hoe meer positieve daden we stellen, hoe groter ons ‘veld van verdienste.’ Dat veld groeit enkel als onze positieve daden het gevolg zijn van een morele training en niet van tijdelijke goede bedoelingen. Het lijkt sterk op ‘zaden zaaien, een ander mooi beeld. We kiezen of we positieve zaden zaaien of negatieve. We kunnen een vruchtbaar ‘veld van verdienste’ oogsten. Zij het dat de opbrengst vooral ten goede komt van anderen, zo niet is dit enkel een poging om ‘onze hemel te verdienen.’
Het gewicht van ons hart
Het gaat er om dat we oprecht mededogen voelen, of simpelweg dat we oprecht aanwezig zijn bij een ander. In de volkstaal spreekt men van ‘je hart openen voor iemand.’ De symboliek van het hart is nuttig omdat het hart niet werkt met beloning of status maar met een belangeloze inzet. Door je te geven wordt je niet armer, integendeel, een open hart put uit de eindeloze voorraad van het leven. Wat mij een mooie, alternatieve omschrijving van spiritualiteit lijkt.
In de Egyptische mythologie is er een vergelijkbaar besef dat men uitbeeldde als een ceremonie die ‘het wegen van het hart’ heette. Een overledene ging direct na zijn overlijden naar de ‘Hal van de Twee Waarheden.’ In het midden van de hal stond een grote weegschaal waarin aan de ene kant de Veer van de Waarheid lag, aan de andere kant het hart van de dode. Thoth, de god van de wijsheid, schreef de uitkomst van het wegen op. Als het hart even zwaar was als de veer, mocht de dode door de poort naar het hiernamaals. Als het hart zwaarder was, sloeg de weegschaal door en at het monster Ammit het hart op.
Boeddha somde op van wat heilzaam en onheilzaam is. Hij heeft het allereerst over de drie oorzaken van lijden, begeerte, kwaadwilligheid en foute visies die uiteraard niet heilzaam zijn. Daarnaast benoemt hij nog zeven concrete voorbeelden van onheilzaam gedrag: het doden van levende wezens, stelen, fout seksueel gedrag, liegen, kwaadspreken, kwetsende woorden spreken en onzin uitkramen. [1]
Westers onderzoek naar geluk
Gemiddeld zijn mensen gelukkiger als ze getrouwd zijn of een duurzame relatie hebben,
- veel vrienden hebben, zichzelf aantrekkelijk vinden en religieus zijn. We associëren geluk met gezond zijn, lang leven, ons goed voelen en goed functioneren, kortom dat ons leven van goede kwaliteit is. Zoals Boeddha het al wist, blijkt dat we over veel externe factoren geen controle hebben. Een nieuw inzicht is dat meer dan een derde van de verschillen in geluksgevoel afhangen van verschillen in genetische aanleg. Een bevinding die opnieuw aansluit bij het boeddhisme is dat we wel onze manier van omgaan met omstandigheden kunnen aanpassen. Hoe meer we ons op de buitenwereld richten, hoe gelukkiger we ons voelen. Vanaf de middelbare leeftijd groeit ons geluksgevoel, wat het gevolg lijkt te zijn van een meer positieve instelling. [2]
De sociaal psycholoog Ap Dijksterhuis toont aan dat onderzoek naar de invloed van geld een paar mythen ondergraaft. Het blijkt namelijk dat genoeg geld gemoedsrust geeft omdat we ons niet teveel zorgen moeten maken over het materiële aspect van ons leven. Tenminste als we niet steeds meer geld willen en tevreden zijn met wat we hebben. Geld maakt ons gelukkig doordat we er tijd mee kopen en doordat we werk dat we liever niet zelf doen kunnen uitbesteden. We kunnen er een deel van wegschenken, wat anderen én en passant onszelf gelukkig kan maken. Rijke landen zijn gelukkiger dan arme, en inkomensgelijkheid leidt tot meer geluk. Ap Dijksterhuis: ‘Soms sussen rijke mensen hun gemoed door te wijzen op het feit dat arme mensen vaak ook veel minder hard werken en daarmee ook minder hoeven te verdienen. Dit is de soort combinatie van arrogantie en domheid waar de wereld wel zonder zou kunnen.’ [3]
De deugden van de oude Grieken
Al vanaf Plato en later in het Christendom zag men in dat geluk staat of valt met matigheid. De juiste Maat is niet zomaar te vinden. Zowel in ons innerlijk als in onze maatschappelijke ordening is er een juiste maat: in werken en ontspannen, vreugde en verdriet, vrijheid en gelijkheid. Goed en kwaad zijn het resultaat van maat houden. De centrale deugden van Plato zijn redelijkheid, dapperheid, zelfbeheersing, rechtvaardigheid. Aristoteles voegde daaraan toe dat iedere mens voor zichzelf moet uitzoeken wat een deugdzaam en gelukkig leven is. Het is zowel een natuurlijke ordening als een grote inspanning. Geluk is een gevolg van deugdzaamheid en interessant is dat Aristoteles dit ook ‘voortreffelijkheid’ noemt, wat dichtbij Boeddha’s Edele Waarheden komt. ‘Edel’ is een andere omschrijving van ‘voornaam.’
Er zijn geen gemakkelijke regels om te bepalen wat deugdzaam is. Het hangt af van de situatie, de context en vraagt dus om aandachtig zijn en om een evenwicht te vinden tussen een gemakzuchtig vervallen in extremen. We moeten in de praktijk vooral rechtvaardige daden stellen. Aristoteles merkte ook op dat iets slechts doen, wetende dat het fout is, het gevolg is van een zwakke wil.
De weg naar het nirvana is een middenweg tussen schijnbare uitersten. De middenweg schuift voortdurend heen en weer tussen polen. Als mens schuiven we voortdurend heen en weer tussen onze uniek talenten en de condities die ons mee bepalen, het lijden dat bij het leven hoort. De kunst is leren mee te bewegen met de wind. Op het ritme van ons hart, het ritme van ons diepe aanvoelen, van diep weten. Diep weten is beseffen dat we niet op onszelf bestaan. Het Nirvana is enkel bereikbaar via een ontmoeting met iets anders, een ander mens, en uiteindelijk het Andere, de wereld rond ons. Geluk is toelaten dat de wereld ons doordringt, is ervaren dat elk ding, elke ervaring, elke andere mens een aspect is van de kosmos. En dat we daar een klein maar uniek onderdeel van zijn. Hoe zouden we ons gelukkiger kunnen voelen, hoe zouden we vollediger kunnen zijn dan op de momenten dat de hele kosmos ons doordringt?
[1] MN 73: Mahāvacchagotta Soetra
[2] Lenoir, Du bonheur, Le livre de poche, 2017
[3] Ap Dijksterhuis, Maakt geld gelukkig?, Prometheus, 2018