Als je niet oppast kan boeddhisme worden vervormd in de mal van het al te menselijke wensdenken in termen van houvast waar geen houvast is. Op iedere stap loert de dreiging van zelfbedrog. Door zijn ontkenning van het bestaan van een onsterfelijke ziel (atman) heeft het boeddhisme in zijn lange wordingsgeschiedenis vaak gekampt met een ‘nihilistisch’ imago.
Identificatie met een permanent zelf mag dan volgens het boeddhisme de bron zijn van egoïsme en de oorzaak van lijden (dukkha), maar naarmate het de kloosters verliet en de massa’s bereikte, bleek de gapende leegte (sunyata) niet altijd goed te ‘verkopen’.
Er waren ook praktische problemen. Hoe moest het boeddhisme worden verzoend met het diepgewortelde geloof in karma en reïncarnatie in India als een onsterfelijke ziel niet bestond? Wat reïncarneert er dan?
Binnen het Indiase boeddhisme kwam de Yogacara-school (vierde eeuw na Chr.) met een kunstgreep. Mensen lossen na hun dood op in de energie van het universum, maar hun karmische erfenis wordt bewaard in een onderbewust krachtenveld, het opslagbewustzijn.
Mutatis mutandis kom je dit opslagbewustzijn in de moderne tijd tegen als het ‘collectieve onbewuste’ in de psychologie van Carl Gustav Jung. Zowel het individu als de cultuur putten uit een onderbewust reservoir van voorgevormde krachten, stelt hij. Zijn gebruik van de mandala als middel om het psychische krachtenveld van patiënten te visualiseren, ontleende Jung aan het Tibetaanse boeddhisme dat mede beïnvloed is door Yogacara.
In de voorstelling van Yogacara verbinden mensen zich tijdens hun leven met zaden in het opslagbewustzijn. Uit negatieve zaden vormen zich onheilzame mentale formaties, uit positieve zaden heilzame mentale formaties. De kunst is om in een proces van leren steeds meer van ‘vals’ naar ‘waar’ bewustzijn te komen. Bijvoorbeeld Thich Nhat Hanh, een Vietnamese zenleraar, verwoordt in zijn leerredes op deze wijze een eigentijdse variant op dit oeroude mahayanadenken.
De Yogacara-school vormde een stap op de weg naar de wording van een kosmisch boeddhisme. Zij bood een uitgewerkte bewustzijnstheorie waarbij de ‘kleine’ geest van de niet ontwaakte mens ankert in de ‘grote’ geest, de onzichtbare, ‘lege’ substantie die het Al van de kosmos bijeenhoudt. Zie hier de oorsprong van Big Mind, dat in sommige boeddhistische kringen tegenwoordig goed schijnt te verkopen.
Voor de menselijke hunkering naar heil was in de geschiedenis van het boeddhisme het aanbod van Yogacara in vele gevallen echter nog steeds te abstract-filosofisch. In een andere iteratie ontwikkelde zich in het mahayana-boeddhisme de religieuze voorstelling van een boeddhanatuur. Het vermogen tot ontwaken werd als het ware gevisualiseerd in een kleine boeddha, het ‘innerlijk kind’ in iedere mens. De boeddhanatuur was naar aard leeg, maar de verbeeldingskracht van de metafoor miste in de praktijk zijn uitwerking niet als bindmiddel voor volgelingen.
Op iedere stap van zijn historische ontwikkeling is het boeddhisme omgeven door filosofische controverses, van binnen en van buiten uit.
Boeddhanatuur als leeg ervaren en vanuit de kleine geest doorstoten naar ‘s mensen Ware Natuur is de kern van verschillende mahayanascholen, van Ch’an en Zen tot en met Dzogchen. So far, so good.
Maar het is in de psychologie van de individuele mens een kleine stap van boeddhanatuur naar atman en van Big Mind naar de Al-geest brahman, ook omdat je zelf misschien niet weet door welke diepe krachten je voorstellingsvermogen wordt voortgestuwd. Al was het alleen maar door de taal die als het ware uitnodigt tot de voorstelling dat mensen een boeddhanatuur ‘hebben’. Als je niet oppast kan het boeddhisme worden vervormd in de mal van het al te menselijke wensdenken in termen van houvast waar geen houvast is. Op iedere stap loert de dreiging van zelfbedrog.
De uitdaging is om in vorm leegte te zien en te blijven zien (en vice versa). Maar hoe weet je of de mat de plaats is van bevrijdend inzicht of van escapisme, van een tijdelijke vlucht voor de samsara? Hoe weet je of de boeddhanatuur een zielservaring is, een vonk van de kosmische boeddha waaraan je je kunt vasthouden wanneer het leven moeilijk is, of een toegangspoort tot de wijsheid voorbij alle wijsheid?
Boeddhisme is naar ieders persoonlijke voorkeur uit voorraad op maat leverbaar in een veelheid van mengvormen. Met of zonder devotie. Met bodhisattva’s als reëel existerende bovennatuurlijke wezens of boddhisattva’s als symbool of archetype. Met genade (Pure Land) of zonder. Met of zonder karma en reïncarnatie. Met of zonder esoterie (zoals tantra). Met of zonder hemelse rijken waarin boeddha’s hun ‘ultieme’ leringen in gereedheid houden totdat het menselijke bevattingsvermogen er rijp voor is deze te ontvangen.
Gelukkig schrijft Joseph Goldstein, een leraar in de theravadatraditie, in een van zijn boeken dat je niet hoeft te geloven in de boeddhistische kosmologie en wat dies meer zij om deelachtig te mogen zijn aan de bevrijdende werking van de oorspronkelijke inzichten die aan het boeddhisme ten grondslag liggen (de vier edele waarheden).
Historische en filosofische kritiek is geen vervanging voor de persoonlijke heilservaring, maar wel een gesprekspartner, een innerlijke stem die je waarschuwt voor de macht van zelfbedrog en je in het subtiele spel van vorm en leegte op de juiste koers kan houden.