‘Ik ben eigenlijk wel heel benieuwd om te horen wat dat jaar in Japan je nou eigenlijk gebracht heeft… en hoe het allemaal bij jou doorwerkt in het dagelijks leven terug in Nederland…’
Dat is me sinds ik weer terug ben natuurlijk al heel vaak gevraagd. Best een lastige, want ook al is het voor mijzelf wel duidelijk, het valt nog niet mee om daarover iets op papier te zetten. En misschien is die vraag ook wel heel ‘Nederlands’. Alsof ik – voordat ik naar Japan vertrok – voor mijzelf een aantal concrete doelen geformuleerd had, en dat het nu tijd is voor de evaluatie. Waarna besluitvorming over een eventueel vervolgtraject zal plaatsvinden. Zo werkt het dus niet.
Laatst zat ik met Rob (een oud-collega) op het terras een biertje te drinken. Hij stelde me een vraag die ook in Sogenji regelmatig naar boven kwam: ‘Hoe kun je nou iets voor de samenleving betekenen door in een klooster te gaan zitten?’ Maar toen ik hem daarop – heel ad rem – vroeg wat zijn eigen werk nou eigenlijk ‘concreet aan de samenleving bijdroeg’, had hij daar niet direct een antwoord op.
Natuurlijk stelde Rob hier wel iets belangrijkst aan de orde; en ik zag op dat moment ineens heel helder waar het hier mis ging: als je alleen naar de delen kijkt en niet naar het geheel, dan mis je juist waarom het gaat. De vraag is niet wat ‘in een klooster zitten’ nou concreet bijdraagt aan de samenleving, maar hoe een samenleving zonder spirituele tradities eruit zou zien. Niet wat Rob’s werk concreet oplevert voor de samenleving, maar wat de samenleving zou zijn zonder die bijdrage… En in die zin is de vraag ‘wat het me gebracht heeft’ en ‘hoe het doorwerkt in mijn leven’ niet de goede vraag. Het jaar in Japan was – en is – mijn leven. Zazen ís leven.
Ik vind het moeilijk om concreet aan te geven wat ‘een jaar in Japan’ in mijn leven heeft betekent. Want het zit ‘m niet in grote dingen, het gaat om de nuances. Misschien is het daarom goed om te beginnen met wat het me niet gebracht heeft. En om meteen maar met de deur in huis te vallen: ik ben niet fully and completely realized uit Japan teruggekomen. Daar had ik natuurlijk wel een beetje op gehoopt, of me misschien zelfs wel een beetje verplicht toe gevoeld. Al was het maar om het ‘gehad’ te hebben:
– ‘En, ben je nou verlicht?!’
– ‘Ja, pffff, gelukkig maar… kan ik eindelijk verder met m’n leven!’
En om bij dat laatste aan te haken: ik ben ook niet achter de ‘zin van het leven’ gekomen, als je daarmee bedoelt, dat ik nu precies weet wat ik met mijn leven wil doen, wat ik wil bereiken en welke stappen daarvoor nodig zijn. Dat levert een jaar Japan blijkbaar niet op. Maar wel dat je je daarover niet meer zoveel zorgen maakt. Of zoals Amos graag aanhaalde: ‘Life will take care.‘
Die quote is van Barry Long, uit zijn boek Only fear dies. In de Hartsoetra staat iets vergelijkbaars: ‘The Buddha’s depend on Prajna Paramita and their minds are no hindrance. Without any hindrance, no fears exist…‘ Want daarop mag je dus hopen: verlost te worden van je angst. Bijna te mooi om waar te zijn.
Ik moet nu denken aan het moment dat ik bij de oorarts in de stoel zat en één van zijn assistentes op het punt stond een injectienaald in mijn arm te steken, zo’n hele dikke die van binnen hol is (zie ‘Komaku’). Ik had namelijk een flink gat in mijn trommelvlies en de oorarts wilde met wat bloedserum oordruppeltjes maken die de genezing zouden bevorderen. De laatste keer dat er bij mij bloed geprikt werd – jaren geleden alweer – was ik bijna flauw gevallen. Ik weet niet precies waarom, maar ik denk dat het idee van een naald in mijn arm me teveel was. En toen de oorarts zei dat hij bloed ging prikken, was mijn eerste reactie: ‘Wegkijken, dát hoef ik niet te zien…’
Maar op precies datzelfde moment realiseerde ik me, dat ik juist hiervoor naar Japan gekomen was; dat dít een uitgelezen kans was voor mijn practice. Ik besloot daarom om het helemaal mee te maken, helemaal te ondergaan. Dus keek ik toe toen die vlijmscherpe naald op mijn huid drukte en in mijn ader prikte; en hoe vervolgens vier glazen reageerbuisjes langzaam volstroomden met donkerrood bloed… mijn bloed. En toen begreep ik, dat dat eigenlijk niks voorstelt, niks is om bang voor te zijn.
Ik denk dat ‘no fears exist‘ niet betekent dat je nooit meer angst voelt. Angst is in eerste instantie vooral een reflex van het lichaam, waartegen je weinig kunt doen. Maar waar het om gaat, is om er niet van weg te lopen, niet bang te zijn en je angst onder ogen te durven zien. Dat is wat ik in Japan wel geleerd heb, door ‘niet denken’.
Op zich is er natuurlijk niks mis met ‘denken’. Maar denken wordt een probleem als je teveel – wat de Roshi noemt – unnecessary thoughts hebt. Bijvoorbeeld als je je voortdurend zorgen loopt te maken over dingen die nu niet, nog niet, of misschien wel helemaal nooit aan de orde zijn. Er is een kort verhaaltje over een samoerai die in de dodencel zit. De volgende ochtend wordt hij onthoofd. Hij kan er niet van slapen en loopt al uren rusteloos in zijn cel op en neer. Maar dan realiseert hij zich opeens dat zijn executie ‘pas’ morgen is. Wat een onzin om je daar nu al zorgen om te maken. En helemaal als je er niks aan kunt doen. Hij gaat weer liggen en valt meteen in een diepe slaap.
Nou is dat misschien wel een heel extreem voorbeeld, maar het laat wel zien hoe het werkt. Hoe er allemaal ‘niet ter zake doende’ gedachten voortdurend in ons hoofd zitten. Ik heb ze eerder genoemd: ‘Dat kan ik niet…’; ‘Wat zullen ze wel niet van me denken…’; ‘Ik heb hier helemáál geen zin in…’; ‘Als zij dan dát zegt, dan zeg ík dat…’ In talloze variaties en in eindeloze herhalingen, want de ene gedachte roept vanzelf de volgende op. Met als gevolg dat je vooral in je hoofd leeft en de werkelijkheid – wat er werkelijk aan de hand is – niet meer ziet. Je hoofd zit gewoon te vol.
En iedereen die een osesshin doet, kan ervaren hoe ons brein ons voortdurend, onafgebroken bombardeert met allerlei gedachten. Net zoals onze ogen ons een eindeloze stroom van beelden laten zien, en onze oren ons een oneindige kakofonie van geluiden laten horen. In wezen is ons brein – dat we vaak als de zetel van ons ‘zelf’ beschouwen – niks anders dan een zesde zintuig, dat in plaats van beelden, geluiden, smaken, geuren of gevoelens, ons onafgebroken van gedachten voorziet. Niks meer en niks minder. Nou kunnen we onze ogen en oren nog dichtdoen, onze neus dichtknijpen, maar wie of wat stopt ons brein? Wie is the true master?
Wat je tijdens een osesshin ook kunt ervaren, is dat – wanneer je er geen aandacht aan geeft en rustig je ademhaling blijft volgen – dat dan die stroom op een gegeven moment ook kan ophouden, stil kan vallen. En dat is ‘niet denken’. Nou is dat tijdens een osesshin al een hele kunst, laat staan daarbuiten, in ons dagelijks leven. Bijna onmogelijk! Maar een eerste stap – je bewust zijn van die unnecessary thoughts – is een stuk eenvoudiger.
‘Niet denken’ heeft ervoor gezorgd, dat ik me veel meer op mijn gemak ben gaan voelen. Afgelopen herfst bijvoorbeeld was ik met mijn moeder in Parijs. We waren van tevoren al gewaarschuwd dat het daar druk zou zijn; dat zoiets als ‘een rustige tijd van het jaar’ in Parijs niet meer bestond. En druk wás het: waar we ook kwamen – de Mona Lisa in het Louvre, in het Musée d’Orsay met de impressionisten, voor de liften van de Eiffeltoren… overal lange rijen mensen. Het ergste was het misschien wel bij het Château de Versailles. Daar bewoog een opeengepakte mensenmassa zich oneindig traag door de koninklijke vertrekken. Vroeger zou ik in zo’n situatie maar één ding gedacht hebben: weg hier, naar buiten, en wel zo snel mogelijk! Maar nu was ik helemaal op mijn gemak. Ik concentreerde me op mijn ademhaling en liet me – zonder me ergens druk over te maken – rustig meevoeren in de mensenstroom. Om eerlijk te zijn: ik stond van mijzelf te kijken!
Verder merk ik dat ik bij moeilijke of spannende dingen, ik van tevoren niet meer met allerlei ‘als dit, dan dat, maar als dat, dan dit‘-scenario’s bezig ben. Laatst mocht ik op een school in Amsterdam iets over zen, Sogenji en Japan komen vertellen. Dat vond ik heel leuk, maar ook spannend. Ik had geen idee wat ik kon verwachten, en de laatste keer dat ik met middelbare scholieren te maken had, was in de trein naar mijn werk in Den Bosch. En ik kan zeggen: dat was niet altijd een pretje. En natuurlijk voelde ik zenuwen toen ik tegenover het diverse groepje van leerlingen, leraren én twee mensen van het systeembeheer zat. Maar tot dat moment – totdat ze ook écht tegenover me zaten – heb ik me er geen seconde druk over gemaakt, er geen enkele unnecessary thought aan besteed. Dat zou vroeger heel anders geweest zijn.
Maar dat betekent niet dat mijn leven zelf nu makkelijker geworden is, of dat ik nooit meer problemen heb. De dingen die ik vroeger moeilijk vond, vind ik nog steeds moeilijk. Maar misschien ben ik me daar nu wel meer van bewust. Of zoals Chisan me vlak voordat ik wegging zei: ‘You seem to know exactly when you are NOT doing your practice…‘ En daar begint het natuurlijk. Je moet het eerst zien, en pas dan kun je iets anders doen.
Daarom is het ook belangrijk om regelmatig een osesshin te doen. Tijdens zo’n intensieve trainingsperiode zie je gewoon veel beter hoe je eigen hoofd je in de weg zit. Aan de ene kant door je voortdurend te lopen bekritiseren, je altijd in te wrijven wat je verkeerd doet. En aan de andere kant door je te voorzien van een oneindige reeks van smoesjes en excuses, die je geruststellend melden dat het toch vooral de schuld van iets of iemand anders is, en natuurlijk nooit van jezelf. Dáár niet meer naar luisteren – of dat tenminste te proberen – dát is voor mijn zentraining. En misschien is dat wel het belangrijkste wat ik geleerd heb in Sogenji.
Toen ik naar Japan vertrok, dacht ik dat het vooral voor een verdere verdieping van mijn zentraining zou zijn. Maar het bleek al snel niet om een verdieping, maar om een heel nieuwe dimensie te gaan. Een dimensie die ik in de ruim tien jaar dat ik hier in Nederland aan zen gedaan heb, nog niet had gezien; en waarvan ik altijd nog moeilijk onder woorden kan brengen wát het precies is. Maar wat ik wel kan zeggen, is dat het alles te maken heeft met susokkan, met de MU-koan, met ki, met kufu. Ik heb het voorrecht gehad om daarmee een lange tijd serieus te kunnen oefenen, en te ervaren dat het op die manier mogelijk is om op een dieper bewustzijnsniveau te komen. Een niveau waarop je leeft vanuit je eigen kracht, in plaats van dat je geleefd wordt door alles wat er om je heen gebeurt.
Een dimensie ook waarbinnen er voor mij nog heel veel te ontdekken valt. Ofwel: ik ben er nog lang niet; en al mijn antwoorden en inzichten zijn voorlopig. En zo hoort het ook. We are always halfway, even the Buddha (Sokun Tsushimoto Roshi). Maar mijn gevoel zegt ook dat de beste plek daarvoor misschien toch Nederland, en niet Japan is. Voor mij tenminste, al zal ik de eerste zijn om toe te geven dat het zeker niet meevalt om hier – in dark and noisy society, zoals de Roshi dat zegt – mijn practice vol te houden. In een klooster is dat nu eenmaal veel makkelijker.
Ik prijs mijzelf dan ook zeer gelukkig, dat Harada Roshi tweemaal per jaar naar Europa reist om ons daarbij te helpen. Om tijdens een osesshin met de Roshi telkens weer even de puntjes op de i te kunnen zetten. Misschien heb ik zo wel the best of both worlds.
Bertjan Oosterbeek © 2013
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
Bertjan Oosterbeek schrijft nog meer verhalen, ook over zen. En die zijn te lezen op zijn website www.bertjanoosterbeek.wordpress.com?
Bertjan is na zijn vertrek uit het klooster niet meer terug geweest in Sogenji in Japan, maar gaat wel regelmatig naar Hokuozan Sogenji in Duitsland. De Roshi komt inmiddels vier keer per jaar naar Duitsland om een osesshin voor de Europese sangha te leiden. Veel van de mensen die Bertjan uit Japan kent, heeft hij daar ook weer ontmoet.