Als beheerder van de Kloosterbunker rust op mij de taak om het gebouw schoon te houden. Regelmatig kuis ik de boel op, zodat schimmel geen kans krijgt.
Ook het persoonlijk onderhoud hou ik op peil. Minstens één keer per week zit ik achter de strijkplank om beddengoed, overhemden en broeken weg te werken.
Gisteren is er iets gebeurd wat ik jullie niet wil onthouden. De strijkplank staat in een aparte ruimte van de Kloosterbunker. Het strijken doe ik met een stoomstrijkijzer- de stoom sist en pruttelt op een heerlijke meditatieve wijze. Kreukels en plooien verdwijnen en mijn geest is in relatieve rust. Soms zing ik: ‘Blijf bij mij Heer.’
De strijkplank staat zo’n meter van een muur vandaan- en ik zit erachter op een krukje, met het zicht op de muur waarin de deur van de inloopkast, een antieke koperen beddenpan met een houten steel uit de nalatenschap van mijn ouders Frans en Grietje en een grote kleurenfoto van mijn ouders. Het was een automatisme om zo’n positie in te nemen zoals zo veel dingen in het leven.
Gisteren kantelde mijn inzicht in de strijksituatie. Als in een bliksemflits. Ik liep de kamer in en zag de strijkplank, het krukje, de muur en aan de andere kant van de ruimte een groot raam met inmiddels kale bomen die vrolijk heen en weer zwierden. Kijk naar ons, riepen ze.
De kruk staat nu aan de andere kant van de strijkplank- de bomen hebben al duizend keer gebogen om mij te bedanken met mijn inkeer. Een muur veranderde in een open blik.
Moedig voorwaarts!