De Dharma ligt bij wijze van spreken op straat. Wie een beetje oplet, hoort het in een lied van drs. P. Of leest het in een gedicht of roman. Het is te lezen in een sprookje, in een kinderboek voor (het kind in de) grote mensen: ‘De Kleine Prins’ van de Franse vliegenier en schrijver Antoine de Saint-Exupéry. Zijn sprookje is het meest vertaalde boek ter wereld, op de bijbel na.
De verteller, een vliegenier, maakt door motorpech een noodlanding in de Sahara en ontmoet daar de kleine prins. Het ventje met gouden krullen vertelt hem over zijn bezoek aan allerlei planeten en heersers. Na ‘moeilijkheden’ met een verwaande roos had het kereltje zijn piepkleine asteroïde verlaten. Het prinsje noemt het ‘asteroïde 3251’. Volgens een Turkse sterrenkundige was het eigenlijk asteroïde 3251, maar niemand geloofde hem vanwege zijn Turkse kleding. Nadat een Turkse dictator zijn volk dwong zich Europees te kleden werd de sterrenkundige, in keurig pak, in 1920 wel geloofd. Hoe het ook zij, voordat de kleine prins de aarde bereikte, bezocht hij onder andere de planeet van een koning, van een dronkaard en van een zakenman. Op aarde ontmoet hij niet alleen de verteller, maar ook een vos.
Héél wonderlijk
De koning biedt het kereltje de functie aan van minister van justitie, maar hij heeft geen onderdanen over wie geoordeeld moet worden. ‘Dan zal je dus over jezelf oordelen, antwoordde de koning. Dat is het moeilijkste. Het is veel moeilijker over jezelf te oordelen dan over anderen. Als het al lukt om een juist oordeel over jezelf te hebben, dan heb je de ware wijsheid gevonden.’ Ook het royale aanbod de oude rat die op de planeet woont af en toe ter dood te veroordelen en vervolgens amnestie te verlenen lijkt het prinsje niets, want hij veroordeelt niet graag ter dood.
Het goud gelokte kereltje vertrekt en na een bezoekje aan de planeet van de ijdeltuit belandt hij op die van de dronkaard. Deze drinkt om te vergeten dat hij zich schaamt, omdat hij drinkt.
Terneergeslagen verlaat de ruimtereiziger hem en ontmoet op de vierde planeet de zakenman, die niets anders doet dan sterren tellen om te weten hoe rijk hij is. De kleine prins vraagt naar de zin daarvan: ‘Om weer sterren te kopen als iemand ze vindt.’ ‘Dat is net zo’n redenering als van mijn vriend de dronkaard, zei het prinsje in zichzelf.’ Ook dit keer concludeert hij heel scherpzinnig dat grote mensen toch wel héél wonderlijk zijn.
De aarde
De aardrijkskundige van planeet zeven raadt hem aan de aarde te bezoeken, want ‘die staat gunstig bekend…’ Op aarde komt het baasje een vos tegen en wil graag met hem spelen. Dat kan niet, want het diertje is niet ‘tam’. Maar om zijn saaie leven inhoud te geven wil het beestje dolgraag door onze interplanetaire reiziger worden getemd. Heerlijk moet dit zijn, want: ‘Door het goudkleurige koren zou ik aan jou moeten denken.’
Onze reiziger heeft te weinig tijd om op de vraag in te gaan. Hij wil vrienden ontdekken en dingen leren. ‘Alleen dingen die je tam maakt, leer je kennen, zei de vos. Aan mensen heb je niets, beweert het roofdiertje, want ze lopen alleen maar winkels af en in winkels kun je geen vrienden kopen.’ Dus als de prins een vriend wil, moet hij hem, de vos, ‘tam’ maken. De vos vervolgt: ‘Maar als je me tam maakt, dan zullen we elkaar nodig hebben. Dan ben je voor mij enig op de wereld en ben ik voor jou enig op de wereld…’ En zo geschiedde, maar het ventje heeft heimwee naar zijn roos.
De vos vraagt de prins de roos op te zoeken, immers: ‘Dan zul je begrijpen dat je roos enig is op de wereld. Kom me dan goedendag zeggen, dan zal ik je mijn geheim meegeven.’ En zijn geheim? ‘…het is heel eenvoudig: alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor het oog onzichtbaar. ’
Verdriet
De dorst slaat toe en de verteller, de piloot, is ongerust over de vermoeide, kleine prins. De piloot denkt: ‘Wat me zo aangrijpt … is zijn trouw aan een bloem, het beeld van een roos dat binnenin hem straalt, zelfs in zijn slaap – als de vlam van een lamp…’ Na het drinken ontvouwt zich het volgende leergesprek: ‘Bij jou kweken de mensen vijfduizend rozen in één tuin,’ zei het prinsje en ze vinden daarin niet wat ze zoeken. Nee, dat vinden ze niet antwoordde ik. En toch zouden ze kunnen vinden wat ze zoeken in één roos of een beetje water. ‘Ja, dat is zo antwoordde ik. En het prinsje voegde eraan toe: ‘Maar ogen zijn blind. Met het hart moet men zoeken. Ik had gedronken. Ik ademde vrij. Het zand is in de morgen honingkleurig. Ook die honingkleur stemde me gelukkig. Waarom moest ik dan toch verdriet voelen…’
Ontdek zelf het verlichtingsverhaal in de Kleine Prins en lees voor dit juweeltje! Aan een kind welteverstaan. Er is er vast eentje in de buurt: in de ander, zo niet in jezelf, hopelijk…
Dit Tulpen boeddhisme artikel verscheen voor het eerst in De Lotusvijver, herfst 2004, in de rubriek ZenZonderZen. Het artikel hierboven is een licht bewerkte versie ervan.
Bron (2019)
Bonneure, K. 75 jaar geleden verdween Antoine de Saint-Exupéry, de schrijver van “De kleine prins”. VRT NWS, augustus 2019
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/08/01/75-jaar-geleden-verdween-antoine-de-saint-exupery-de-schrijver/
Statue d’Antoine de Saint-Exupéry
https://www.youtube.com/watch?v=Lg99HkjXiKg
Robert Keurntjes zegt
“lees voor dit juweeltje! Aan een kind welteverstaan.”
Ik zou zeggen lees het voor aan ieder groot mens. Je weet maar nooit, soms begrijpen die het opeens ook.