Priscilla heet ze. Een jonge vrouw die op de Galapagos werkt als natuurgids, op de plaats waar Darwin zijn belangrijke observaties deed. Waarom ze dit doet? Omdat haar familie in financiële problemen zat heeft ze een opleiding gevolgd. Nu heeft ze een inkomen. Of ze veel over Darwin geleerd heeft? Zeker. Wat ze er van vindt? Oh, de evolutieleer gaat wel over die schildpadden hier, maar niet over ons, over de mens. Nee, dat is in tegenstrijd met wat er in de kerk verteld wordt. En dan zegt ze: ‘Het scheppingsverhaal gaat over het hart, over datgene wat je ziel vervult en dat vind ik veel mooier dan de evolutieleer.’
Dit gesprek komt uit de documentairereeks waarin een aantal wetenschappers en filosofen de reis overdoen die Darwin met het zeilschip Beagle maakte. Het is de programmamakers er duidelijk om te doen om een effect te creëren van: hoe is het in godsnaam mogelijk?
Maar in alle eerlijkheid, ik vind dat Priscilla hier een punt heeft. Laat er geen misverstand over bestaan: ik ben een door de wol geverfde darwinist. Daar gaat het niet om. Maar wat met datgene wat je hart vult? Of in een meer boeddhistisch jargon: wat het leegmaakt of opent? Ik vertaal het boeddhistische shunyata liever door openheid dan door leegte. We spreken tenslotte ook over een open plek in een bos en niet over een lege plek. Zie je maar weer hoe glibberig taal is.
Het is natuurlijk dood en doodzonde -ook glibberig taalgebruik- dat wetenschap en religie zo tegenover elkaar gezet worden. Wetenschap en religie zijn in het Westen sinds het einde van de middeleeuwen in een, in mijn ogen, ridicule strijd gewikkeld.
Waarom toch? En waarom wetenschap en religie en niet bij voorbeeld wetenschap en kunst? Het probleem zit blijkbaar in het feit dat beide claims menen te kunnen maken over de werkelijkheid. En die claims spreken elkaar tegen. ’De aarde is het middelpunt van het heelal’. ’Niets van, de aarde draait om de zon.’ Er zijn zelfs brandstapels aan te pas gekomen.
De ruzie over het zonnestelsel hebben we ondertussen bijgelegd. Maar ik heb ooit een hoog oplopende ruzie meegemaakt tussen een filosoof-theoloog en een filosoof-wetenschapper over de vraag of het leven al dan niet puur toevallig ontstaan is. Zo emotioneel en heftig dat ik achteraf niet anders kon dan tegen het hooggeleerd filosofisch gezelschap opmerken: ‘Dat niemand mij nog komt vertellen dat filosofie over de rede gaat.’
Waarom willen sommige religies zo nodig de wetenschap tegenspreken? En waarom willen sommige wetenschappers zo nodig hetgeen iemands hart vervult naar de prullenbak verwijzen? En blijkbaar doen ze daar allebei even emotioneel over.
Waar ik van gruwel is een koude wetenschap die de werkelijkheid ‘onttovert’ en die mensen een gevoel van totale zinloosheid wil aanpraten. Met in haar kielzog een neoliberalisme dat enkel nog op winstbejag uit is.
Waar ik van gruw is een fundamentalistische religie die meent de mensen te kunnen zeggen wat ze moeten geloven, welke kleren ze moeten dragen, wie vriend en wie vijand is, wie de wijsheid in pacht heeft en aan wie ze zich moeten onderwerpen. Ik kijk hiermee even goed naar het boeddhisme als naar iedere andere religie.
Waar ik van droom is een middenweg. De notie van de middenweg is een van die mooie dingen in het boeddhisme. Het moet niet óf-óf zijn. Er is een derde weg die beide overstijgt. ‘Tertium datur’ zou je tegen een filosoof kunnen zeggen.
Voor mij is zen, zoals ik het ooit geleerd heb, de mooiste expressie van die middenweg. Let wel: voor mij. Voor iemand er weer een algemeen geldende wetmatigheid probeert van te maken.
Waar ik van droom zijn plaatsen waar je kunt komen zitten, samen, in stilte. en je hart openen. Waar je kunt komen zitten met de bereidheid om even alle willen en niet willen, alle weten en niet weten achterwege te laten. Niet om daar te blijven maar om van daar uit weer de wereld in te stappen, en te willen en te weten. Om in ons levensonderhoud te voorzien. Om te doen wat nodig is. Misschien om wetenschap te bedrijven, of iets anders. Om te leven.
Veel is daar niet voor nodig. Geen geloof, geen moeilijke theorieën, geen vreemde gewaden, geen verlichte meesters. Enkel het verlangen om dat te doen en voldoende vertrouwen in dat verlangen om het een plek te geven.
Daar droom ik van.
G.J. Smeets zegt
“Maar in alle eerlijkheid, ik vind dat Priscilla hier een punt heeft. Laat er geen misverstand over bestaan: ik ben een door de wol geverfde darwinist. Daar gaat het niet om. Maar wat met datgene wat je hart vult? Of in een meer boeddhistisch jargon: wat het leegmaakt of opent? Ik vertaal het boeddhistische shunyata liever door openheid dan door leegte.”
Edel Maex, volgens de evolutieleer is die openheid eigen aan ALLE LEVENDE WEZENS en die hun ‘hart’ vult. Check het werk van o.m. bioloog Frans de Waal die recent een studie heeft gepubliceerd over het hun *hart*verscheurend lijden van schildpadden, vissen, apen, mensen.
Piet Nusteleijn zegt
Ben je het er mee eens?
Het lijkt erop dat we telkens deze vraag moeten beantwoorden.
Ben je vóór of ben je tégen?
Ook weer zo’n vaak gestelde vraag.
Het denken is beperkend.
Het denken zelf is ook beperkt.
Het leven is alles overstijgend. Onvoorwaardelijk. Het is alles. Wij kunnen dat met ons denken niet bevatten.
Wat je hart vult…inspirerende tekst. Met groet.