Misschien zouden we er beter aan doen ons westerse boeddhisme eerst verder uit te diepen en op zijn eigen waarde te leren schatten, voordat we het in een dialoog van religies inbrengen.
Sint Franciscus Xaverius (1506-1552) was, voor zover wij weten, de eerste christelijke missionaris die in Japan met het boeddhisme in aanraking kwam. Nadat hij met zes anderen in Parijs de orde van de jezuïeten had gesticht, ging hij op reis naar Azië.
Onderweg was hij twee jaar in Japan, van 1549 tot 1551. Behalve met Zen maakte hij daar ook contact met Shingon en Shinto. Zen zag hij evenwel aan voor de hoogste vorm van religie in het land. Hij raakte bevriend met de abt van een zentempel en sprak met hem over het bestaan van een onsterfelijke ziel. Soms antwoordde de abt bevestigend, soms ontkennend, schreef Franciscus in zijn brieven.
Zenboeddhisme en dus Mahayana ontraadselen was een moeizame onderneming voor Franciscus en zijn meereizende gevolg. “Sommigen beweren dat er geen ziel bestaat, zodat alles mee sterft wanneer iemand overlijdt. […] Anderen zeggen dat de ziel altijd bestaan heeft, en dat, als het lichaam sterft, zowel de vier elementen als de ziel terugkeren naar hun oorspronkelijke staat. Anderen menen dat, na de dood van het lichaam, de ziel een ander lichaam gaat bewonen, zodat zielen steeds worden geboren en weer sterven,” schreef één van de missionarissen uit het gevolg van Franciscus over het Japanse boeddhisme.
Om zijn missiewerk in het land wordt Franciscus wel de ‘Apostel van Japan’ genoemd. Sommige Japanners werden bekeerd tot het christendom, maar er ontstond algauw verzet tegen de nieuwe religie toen boeddhisten ontdekten dat de missionarissen een eigen agenda hadden. Dit hele verhaal kun je nalezen in het tweede deel van de klassieker Zenboeddhisme: een geschiedenis (Zen Buddhism: A History, uitgave 2005), geschreven door Heinrich Dumoulin, zelf een jezuïet.
Onlangs sprak ik met iemand met kennis van de bijbel over boeddhisme en christendom. Het komt allemaal door de net verschenen memoires van James Comey, de voormalige directeur van de Amerikaanse federale inlichtingen- en opsporingsdienst FBI. In mei 2017 onthief president Donald Trump Comey uit zijn functie.
Comey’s boek, Een hogere vorm van loyaliteit (A Higher Loyalty) verwijst regelmatig naar de theoloog Reinhold Niebuhr (1892-1971), auteur van werken als De morele mens in een immorele samenleving (Moral Man and Immoral Society, 1932). Comey is in de ban van Niebuhr sinds hij op de universiteit over zijn denken een scriptie schreef. En hij is niet de enige fan. Sommige van Niebuhrs boeken zijn in Amerika nog altijd bestsellers. Ook voor bijvoorbeeld oud-president Barack Obama is hij een bron van inspiratie.
Niebuhrs boek De kinderen van het licht en de kinderen van de duisternis (The Children of Light and the Children of Darkness, 1944) was ik aan het lezen, toen ik op een van de beginpagina’s het motto ontdekte, een citaat uit het evangelie van Lucas, hoofdstuk 16, vers 8: “De kinderen van deze wereld gaan immers slimmer met elkaar om dan de kinderen van het licht” (vertaalde tekst uit Nieuwe Bijbelvertaling, Nederlands Bijbelgenootschap, 2004-2007).
De kinderen van het licht menen toegang te hebben tot ethische principes die ze om de absolute waarheidspretenties ervan graag aan anderen opleggen. Dit leidt tot ongelukken in de uitoefening van het staatsgezag. Historische voorbeelden van religieuze intolerantie te over, maar Niebuhr had in zijn tijd vooral de dubbele democratische bedreiging voor ogen die uitging van nationaalsocialisme en communisme.
De kinderen van de duisternis zijn als mensen van de wereld bedrevener in het bedenken van pragmatische maatschappelijke arrangementen en uitgangspunten voor een werkzaam staatsbestuur. Normen en waarden van het collectief kunnen echter op gespannen voet staan met die van het individu.
Dit soort paradox is Niebuhr ten voeten uit. Hij opent zijn lezers de ogen voor het bestaan hiervan en reikt hen een toetsingskader aan om binnen zulke spanningsvelden zelf situationele afwegingen te maken. Hij pleit eveneens voor verankering van waarheid en justitie in de instituties van de democratische rechtsstaat. Hadden wij in het boeddhisme in aangepaste vorm maar meer van zulk christelijk sociaal denken.
Dit boek en de bijbel lagen open toen ik, zoals gezegd, bij toeval iemand thuis langs kreeg. Mijn bezoek toonde zich vooral geïnteresseerd in de bijbel. Er ontspon zich een gesprek, waarin ik mij uiteindelijk bekendmaakte als boeddhist.
Uit de kast haalde ik een deeltje van Thich Nhat Hanh, waarin deze Jezus en de Boeddha elkaars broers noemt. Maar het mocht niet baten. Jezus is de eniggeboren zoon van God, de zondeval van de mensheid en de verrijzenis in Jezus als middelaar bleken ononderhandelbare uitgangspunten voor mijn gesprekspartner.
Zonder haar hart is de christelijke religie slechts een fenomeen van cultuurhistorische aard, kreeg ik voor de voeten geworpen. Het is jammer, maar in deze onwrikbare patstelling eindigde onze discussie.
Geen ‘multiple religious belonging’ dus. Geen interreligieuze dialoog. Na de Tweede Wereldoorlog deed een gehavend Japan bij monde van de Kyoto-school Zen in de aanbieding als brug in de Oost-West dialoog. Zen werd gepresenteerd als remedie tegen het westerse nihilisme, als de kern van alle religie zelfs.
Maar convergeren alle religies wel? Dit is wat sommige zenboeddhisten denken of hopen, een gedachte die teruggaat tot de westerse Romantiek en nu voortkabbelt op een onderstroom van optimistisch religieus sentiment.
Maar laten wij ons het hoofd niet op hol brengen door onze fantasie? Religieuze convergentie is aan de christelijke orthodoxie in ieder geval niet besteed. Dus met wie zijn wij in gesprek wanneer we opperen dat Zen de kern van alle religie is? Met onszelf misschien?
De vraag is of wij sinds de dagen van Franciscus Xaverius met het boeddhisme zoveel zijn opgeschoten dat het de basis kan zijn van een dialoog tussen religies. Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan, maar misschien zouden we er beter aan doen ons westerse boeddhisme eerst verder uit te diepen en op zijn eigen waarde te leren schatten, voordat we het in een dialoog van religies inbrengen.
Namu Amida Butsu,
Taigu
John Willemsens zegt
Mooi stuk, Jules!
G.J. Smeets zegt
Ik heb het stuk met plezier gelezen.Snap echter niet wat een interreligieuze dialoog inhoudt, immers alleen individuen kunnen dialogeren, toch?
Of wordt ermee bedoeld theoretisch te zoeken naar iets wat diverse religies gezamenlijk hebben ondanks hun evidente verschillen? In dat geval heb ik iets in de aanbieding: “alle religieuzen vermoeden een uitzonderlijk fragiel object (afgekort UFO) dat uiteenspat zodra ze het zoeken en toch kunnen ze het zoeken niet laten.”
Piet Nusteleijn zegt
Het enige dat je kunt doen is je eigen geloof, je eigen opvattingen leren kennen. Wat heb je je eigen gemaakt?
Kan je alles wat je je hebt laten aanpraten van je af gooien? Wat blijft? Heeft dit zijn waarde? Is het wat?
Weer een mooi stuk van je Taigu. Je wordt bedankt;”beprast”
,punt uit. Met groet.