Afgelopen week viel bij mij in de bus het door de overheid uitgegeven boekje ‘Bereid je voor op een noodsituatie’. Met tips om de eerste drie dagen -samen met je netwerk, familie, buren- in noodgevallen te overleven. Vandaag las ik elders dat mensen het boekje hebben teruggestuurd omdat ze de inhoud oorlogszuchtig vonden of bedoeld was om burgers bang te maken. Zich deskundigen noemenden vinden die drie dagen flauwekul en adviseren een periode van een half jaar.
In het boekje wordt geadviseerd om voldoende drinkwater, eten en in de winter warme dekens in huis te hebben. En contant geld omdat in winkels de elektronische kassa’s niet werken. En vochtige doekjes omdat je anders gaat stinken. En adressen waar je terecht kunt in noodgevallen: niet alleen in een oorlog maar ook bij sabotage, overstromingen, dat soort zaken. En de frequentie van de speciale noodradio, die volgens de Consumentenbond helemaal niet nodig is omdat je ook op een gewone radio met batterijen naar de noodzender kan luisteren. Of in de auto, alsof iedereen een auto heeft. En een fluitje zoals, als je onder het puin ligt of wegdrijft je de hulpverleners kan alarmeren. Ik moest wel grinniken toen ik dat las.
Veel mensen die onder de armoedegrens leven hebben niks aan dat boekje. Ze hebben eenvoudig het geld niet om een noodvoorraad aan te leggen. De overheid had beter zelf die pakketten kunnen samenstellen en uitdelen.
Zelf ben ik op orde: ik heb altijd batterijen in huis, een powerbank die opgeladen wordt door de zon. Waxinelichtjes die ik vaak plaats in het keramische huisje van Opoe Kee (Cornelia Sink) mijn overgrootmoeder uit Leerdam en later Kralingen op mijn kast. In mijn kast staat een gasfles met pit en houtskool voor de barbecue. En genoeg gedroogd eten in huis. Lucifers ook.
Dat heb ik van mijn ouders, mijn moeder die met haar man, kinderen en ouders en anderen de oorlog hadden meegemaakt, zo wordt dat genoemd, hadden altijd genoeg eten op voorraad, ook veel gedroogde bonen. Deze week heb ik nog wat blikjes vis aangeschaft en een zak gedroogde tutti frutti. Zodat het in noodgevallen toch gezellig blijft.
Toen in de brievenbus opende en het boekje zag liggen, kwam gelijk de zes jaar zeer christelijk onderwijs op de lagere school weer boven. Spontaan begon ik te zingen:
Als g’ in nood gezeten, geen uitkomst ziet,
Wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet.
Vrees toch geen nood! ’s Heeren trouw is groot,
En op ’t nacht’lijk duister, volgt het morgenrood.
Schoon stormen woeden, ducht toch geen kwaad;
God zal u behoeden, uw toeverlaat.
God blijft voor u zorgen; Goed is de Heer’,
En met elken morgen, keert Zijn goedheid weêr.
Schoon g’ in ’t verdriet, nergens uitkomst ziet,
Grooter dan de Helper, is de nood toch niet.
Wat ons ontviele, Redder in nood!
Red slechts onze ziele, uit zonde en dood.
Moge iedereen een lang, gezond en gelukkig leven hebben, niemand uitgezonderd.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.

Geef een reactie