Oorlog lijkt iets van ver weg: tanks, raketten, frontlinies. Maar de zaadjes ervan liggen dichter bij huis: in hoe we denken, hoe we kinderen opvoeden en hoe we met verschil omgaan.
De meeste mensen hebben een hekel aan ruzie. We verlangen naar harmonie. Gaandeweg zijn we dat gaan verwarren met het eens zijn. Alsof verschillen gevaarlijk zijn, en een andere mening automatisch tot conflict leidt. Vanuit boeddhistisch perspectief is dat fascinerend: we zien hoe snel de geest schiet in goed/fout, wij/zij, voor/tegen. Er moet een kant winnen. Zo ontstaat oorlog in je hoofd.
Laten we kijken naar iets ogenschijnlijk kleins: een vraag in een Nederlands klaslokaal.
De vraag in groep 7
Op de basisschool van de zoon van een vriend vroeg de juf aan de klas:
“Wie is er voor Oekraïne, en wie voor Rusland?”
Waarschijnlijk bedoeld als actueel burgerschap. Maar voor elfjarigen voelt het als een morele stemtest:
Aan welke kant sta jij? Bij de goeden of bij de slechten?
De jongen was de enige die zijn vinger opstak bij “Rusland”. Alleen hij moest zijn keuze uitleggen. De kinderen die “voor Oekraïne” kozen, hoefden niets toe te lichten: hun antwoord gold als vanzelfsprekend juist. Hij voelde dat de juf niet blij was met zijn reactie — ook al had ze het vermoedelijk niet zo bedoeld.
Dat een kind “voor Rusland” zegt, kan in deze tijd veel volwassenen schrik aanjagen. Dat is begrijpelijk. Maar juist daarom is het belangrijk eerst te onderzoeken wat hij eigenlijk bedoelt.
Tot een klasgenootje zacht maar helder zei:
“Maar Pim mag toch een eigen mening hebben?”
In die ene zin zat alles. Een kind dat intuïtief aanvoelt: we doen alsof iedereen een eigen mening mag hebben, maar in de praktijk is er maar één juiste.
Van buitenoorlog naar binnenoorlog
Aan de oppervlakte gaat het hier over een geopolitiek conflict. Onderliggend is het een vraag over loyaliteit:
“Hoor jij bij ons, of hoor jij bij de vijand?”
Een elfjarige kan “voor Rusland” zeggen uit dwarsheid, omdat “Rusland” voor hem staat voor stoer of sterk, omdat hij thuis andere geluiden hoort, of omdat hij de vraag anders begrijpt. De reactie van de volwassene maakt van dat zoekende antwoord iets anders: een soort moreel misdrijf.
Dan gebeuren er twee dingen:
- Buiten bevestigen we het vijanddenken: er is een goede en een foute kant.
- Binnenin het kind ontstaat een klein front:
“Wat ik voel of denk, is blijkbaar niet goed. Ik moet mezelf aanpassen om erbij te horen.”
Of juist: “Iedereen kan me wat, ik blijf bij mijn mening.”
Dat is oorlog in je hoofd: een deel van je ervaring wordt tot vijand verklaard. “Dit mag er zijn” en “dit niet.” De overlever in ons — dat innerlijke deel dat geleerd heeft zich aan te passen om veilig te blijven — kiest dan voor veiligheid, ten koste van iets authentieks.
Van kamp naar contact
We zeggen vaak: “Zo gaat dat nu eenmaal in de politiek, in de media, op X.” Maar hier gebeurt het al in groep 7. We oefenen kinderen niet in kijken, voelen en vragen stellen, maar in kamp kiezen.
De onderliggende boodschap wordt:
- Er is maar één juiste mening.
- Afwijking is verdacht.
- Verschil vraagt om verantwoording, niet om nieuwsgierigheid.
Zo leren kinderen hun binnenwereld wantrouwen:
“Wat ik spontaan voel of denk, moet eerst langs de norm.”
En eigenlijk geldt dat net zo goed voor ons als volwassen burgers. We krijgen voortdurend te horen dat we duidelijk moeten zijn: ben je voor of tegen, sta je aan deze kant of aan die? Wie twijfelt of nuance zoekt, is al snel verdacht.
Maar gewone mensen hoeven geen volledig geopolitiek standpunt te hebben. We mogen twijfelen, ons ongemakkelijk voelen, niet alles weten. Democratie rust niet op perfecte meningen, maar op de bereidheid met open aandacht naar elkaar te luisteren.
Een ander soort vraag
Hoe zou het zijn als we in zo’n klas — én in onze samenleving — iets anders zouden oefenen?
In plaats van:
“Wie is voor Oekraïne en wie voor Rusland?”
zou je kunnen vragen:
- “Wat hebben jullie gehoord over die oorlog?”
- “Wat vinden jullie er spannend of verdrietig aan?”
- “Hoe denken jullie dat kinderen in Oekraïne én in Rusland zich voelen?”
Dan verschuift de aandacht van voor of tegen naar menselijk ervaren. De klas wordt geen mini-talkshow, maar een oefenplaats voor mededogen en vriendelijkheid.
Verschil als poort naar verbondenheid
Wij tweeën denken zelf verschillend over de oorlog in Oekraïne. Soms schuurt dat. Soms praten we erover, soms laten we het even liggen. Onze vriendschap rust niet op het uitwissen van die kloof, maar op de bereidheid elkaar te blijven zien.
We ontdekten dat verschillen niet de vijand zijn van verbondenheid. Ze kunnen juist een poort zijn — als we:
- erkennen dat het verschil er is, zonder het meteen weg te poetsen;
- luisteren om te begrijpen, niet om te winnen: wat staat er voor jou op het spel?
- ruimte laten in de relatie: jij mag jij zijn, ik mag ik zijn.
In boeddhistische taal: we verschuiven van hechten aan meningen naar zorgvuldigheid in de ontmoeting. De beoefening zit niet in het juiste standpunt, maar in hoe we aanwezig blijven.
Een kind als leraar
In zen wordt vaak gezegd dat inzicht zich toont in iets heel gewoons: één zin, één gebaar.
Die ene zin van dat klasgenootje blijft bij ons hangen als een kleine koan:
“Maar Pim mag toch een eigen mening hebben?”
De volgende keer dat we denken:
“Dit mág je niet vinden!”
kunnen we onszelf één vraag stellen:
“Mag de ander dit van mij eigenlijk wél denken?”
Misschien is dat het cadeau van Pim en zijn klasgenoot:
dat ze ons herinneren dat vrede buiten ons begint bij het beëindigen van de oorlog in ons hoofd.
Rob van Boven (1951) is psycholoog en geregistreerd psychotherapeut. Hij was consultant voor verschillende organisaties (drugs en verslaving counseling, vaardigheden workshops) en werkte vijftien jaar als een behandelingscoördinator in een psychiatrische instelling. Bij Rob van Boven wordt het geloof van de overlever bewust gemaakt en een juiste plaats gegeven. Het doel is om los te komen van de dwang van het geloof en bewustzijn te ontwikkelen naast deze denk- en voelpatronen. Hoe meer je van het geloof van de overlever bevrijd bent, zonder het te bestrijden, maar door het de juiste plek te geven, hoe vrijer je kan leven.
Luuk Mur ( 1952) is psycholoog en heeft een drietal boeken geschreven over de door hemzelf ontwikkelde hulpverleningsmethode communitysupport. Hij is lid van de Dzogchen Community Nederland. Dzogchen is een vorm van Tibetaans boeddhisme waarbij veel belang wordt gehecht aan de ontwikkeling van individueel bewustzijn. Bij deze traditie streeft men naar non-dualiteit van het bewustzijn. Mensen zijn zich niet alleen bewust ( je weet dat je dit leest), maar je kunt je ook bewust zijn van dit eerste bewustzijn. Dit meta-bewustzijn wordt ‘gewaarzijn’ genoemd.


Geef een reactie