Als je in een rolstoel zit, wordt het leven improviseren en kamperen. In de badkamer kan ik mezelf niet zien in de spiegel, als ik me scheer. Ik kan in de keuken niet goed bij de kookpitten. Iets uit de koelkast halen is een acrobatisch kunstje, met veel keren en draaien.
Zelf douchen lukt niet meer. Drie per week helpt een verpleegster me van de rolstoel op de douchestoel kruipen. Ze komen steeds op een andere tijd, wat me op de zenuwen werkt, maar ik moet dankbaar zijn voor de zorg die ik krijg.
Want ik ben rolstoelgebonden.
Gelukkig ben ik handig met die kar. Al heb ik overbelaste armen en schouders. Te veel kilometers gemaakt de laatste tijd. Lentegedrag: zo hard mogelijk wind in rijden. Over een half uur, dan is het 4 uur ’s middags, begint de pijn. Ik weersta de neiging sterke pijnstillers te nemen. Die heb ik in huis tegen kiespijn. Om 5 uur spelen de spieren en pezen in m’n armen en schouders zo op, dat ik moet gaan liggen.
Ik ga room mate X. niet om een massage vragen.
Die pijnstillers lonken. Het is Diclofenack, een snel werkende killer waar m’n maagzuur van omhoog komt.
De eerste jaren dat ik hier leefde, karde ik eindeloos met de rolstoel heen en weer over mijn lange terras op de eerste verdieping. Maar daar maakte een medebewoner recent een einde aan. Hij kon m’n neurotische heen en weer-gerij voor z’n raam niet meer verdragen, en zei er iets van. Terecht. Nu doe ik het niet meer. Nu kar ik obsessief heen en weer in de keuken van m’n appartement. Mijn huisgenote vindt dat goed.
Al je mouwen gaan kapot van een zelfduwende rolstoel. En je krijgt er zwarte handen van.
Ik kreeg een schitterende email van een vrouw. Ze schreef: “Bij jou staat jouw emotioneel beleven nog niet helemaal in balans met je overigens zeer goede verstandelijke vermogen. Het is eenzelfde soort cognitieve zelfredzaamheid, of overlevingsmechanisme, die mij indertijd in mijn emotioneel ontredderd zijn niet deed overgeven aan de waanzin van de wereld, en vooral de waanzin van de mensen.”
Ze fileert me feilloos. Ik merkte dat ook vanochtend, toen ik in gesprek was met twee hulpverleners. Ik toon dan geen enkele emotie, al is daar aanleiding toe. Ik houd het binnen. En ik tracht het eruit te rijden met de rolstoel.
Vroeger was ik omgekeerd. Toen kon ik een uitbundige, emotionele jongen zijn. Nu ben ik meer van de ratio. Ik probeer stoïcijns te zijn.
Maar je moet een mens nooit in een vulkaan op wielen veranderen.
Peter zegt
De vulkaan rust