Hondje verbranden
Een paar weken later speelt Menno samen met Jos en de andere jongens op de puinhoop van wat ooit een gebouw met meerdere verdiepingen is geweest. Het is op de hoek van de Kirchfeldstrasse en het Fürstenplatz. De grotere jongens hebben planken, takken en ander brandbaar materiaal verzameld en in de hens gestoken om een hondje te verbranden. Ze hebben het beestje tussen de brokstukken gevonden. Zo stijf als een plank. Het heeft een bruinige, borstelige vacht.
De jongens gooien het lijkje op het vuur. Door de hitte bewegen de pootjes. Daar schrikt Menno van, en hij roept “Hij leeft nog.” waarna iedereen hem uitlacht.
Gekwetst doet Menno een paar stappen achteruit. Op een afstandje kijkt hij toe hoe het lijkje zwart wordt, terwijl het een penetrant scherpe geur van schroeiend haar verspreidt. Jos kijkt af en toe naar zijn kleine broer terwijl hij vrolijk met de anderen rond het vuur danst. Zij spelen ‘indiaantje’ en doen alsof ze zojuist een grote overwinning hebben behaald. Ondertussen vraagt Menno zich af hoe het zal voelen om dood te zijn en verbrand te worden.
Geef een reactie