In de zendo. Het is intens stil. De Amsterdamse binnentuinen en balkons zijn leeg. Geen zomerse flarden muziek meer, gelach en kinderstemmen. Geen vogel roert zich in het stille donker buiten. Ik gluur. In het zachte duister zie ik veertig bewegingloze zitters, handen gevouwen tot ovaaltjes die het universum omvatten zoals het universum ons omvat.
Ogen sluiten, mijn blik keert naar binnen.
Een ijskoude wind uit het noorden begint te blazen, snijdt me de adem af, wakkert verdriet aan dat zich in mijn maag nestelt als een klein gloeiend bolletje. Zitten. Rechte rug, zachte voorkant, zoute tranen. Waarom zijn tranen zout?
Ik ben de zee, zacht kabbelend over kleine kindervoetjes. Machtig brullend en alles meesleurend op haar pad. Geheimen koesterend in haar diepte. Troebel of helder. Diep en ondiep.
De koude wind waait.
Ik ben een schildpad. Mijn kopje ingetrokken tot diep onder mijn schild, ogen gesloten. Roerloos. Als een ademende steen. Gedachten houd ik bij me. Veilig onder het schild. Klein houden, niet naar buiten laten ontsnappen waar ze kunnen uitgroeien tot wolken die het licht verduisteren.
De koude wind waait.
Ik ben een rietstengel. De wind duwt me plat op de aarde. Ik lig en wacht. Flexibel, zorgeloos wacht ik. De wind passeert. Ik richt me weer op en sta en rechtop in het zonlicht. Tot ik weer mee buig.
De koude wind is stil. De gong klinkt.
Hoe kan dat toch? Dat zich zoveel aandient, dat ik dertig minuten op een kussentje zit en ik een schildpad ben, de zee, een rietstengel, de wind, zoute tranen. Tienduizend dingen die van ver komen en zich intiem onderhuids nestelen. Deel van mij zijn.
En dan zegt Nico even later tijdens zijn dharmales, naar aanleiding van een tekst van Huineng: “Tijdens het zitten komt alles naar je toe. Jij gaat niet naar alles, je reikt niet naar buiten, alles dient zich bij jou aan.”
Ik word van mijn kussentje geblazen. Dat wat ik al jaren weet en hoor, wordt ineens weten. Het verschil tussen zitten en zitten is ineens glashelder. Ik dacht niet aan de zee, de schildpad, het riet en de tranen. Ze dachten aan mij.
Twee monniken waren aan het argumenteren:
“Het is de wind die beweegt.”
“Nee, het is de vlag die beweegt.”
Huineng’s reactie:
“Het is jullie geest die beweegt.”
Sjoerd zegt
Nergens de zee
geen schildpad
riet ???
geen vlag
geen wind
Het is adem,
Hui-neng beweegt,
jouw adem.
Zacht beweegt
mijn geest
in deze stroom.