Jouw lijf is ontstaan uit één eicel (van jouw biologische moeder) en één zaadcel (van jouw biologische vader). Samen vormden die twee cellen jouw eerste lichaamscel, en in die cel zat de hele bouwtekening om jouw lijf te vormen. Daar was vooral veel zuurstof voor nodig, naast koolstof, waterstof en stikstof, met daarnaast kleine beetjes van andere stofjes, zoals kalk, ijzer en fosfor – om er maar een paar te noemen.
Ben jij tevreden met jouw lijf zoals het is? Vind je het niet te dik of te dun? Vind je het niet te groot, te klein, te rond, te hoekig, te rimpelig, te harig, te dit of te dat, te zus of te zo? Vind jij dat jouw lijf goed functioneert, of ben je van mening dat het teveel zweet, of juist te weinig? Is het sterk genoeg? Is het mannelijk of vrouwelijk genoeg? Verdraagt het alles wat je eet of ben je ergens overgevoelig voor, misschien zelfs allergisch? Allemaal vragen waarop het antwoord wat mij betreft luidt: het is zoals het is, en of je daar nu tevreden mee bent of niet, dát maakt even niks uit. Accepteer het. Een ander lijf dan dit heb je namelijk niet.
Accepteer dat je lichaam is zoals het is. Dat is belangrijk. Jouw lijf is de woning van je geest, in ieder geval zolang als je leeft. Stel nu dat je niet tevreden bent met die woning en dat je er iets aan wilt veranderen. Voor je ook maar iets in of aan jouw woning kunt veranderen, zul je de uitgangssituatie moeten nemen zoals deze is. Doe je dat niet, loop je het risico dat je vanuit verkeerde uitgangspunten aan het werk gaat. In een echte woning kun je bijvoorbeeld nooit ongestraft zomaar een dragende muur weghakken, want dan stort de hele zaak in elkaar. En als je gaat schilderen, heb je kans dat de verf die je ergens op aanbrengt niet pakt wanneer je zomaar wat doet. En om lang uitweiden over dit thema te vermijden: van een arbeidershuisje op het platte land maak je niet een, twee, drie een herenhuis aan de Amsterdamse grachten. Als jij in een arbeidershuisje woont, zul je moeten accepteren dat het een arbeidershuisje is en geen herenhuis. Het omgekeerde is natuurlijk ook waar. Je kunt een huis uit het centrum van Amsterdam niet eenvoudig even verplaatsen naar een bosrijke omgeving ergens in Drenthe. Je zult je moeten aanpassen aan de situatie waarin je woont. Andersom gaat het niet. Ieder huis is gebouwd zoals het is gebouwd, en dat geldt ook voor lichamen. Het verschil? Je kunt tijdens jouw leven wel van het ene huis naar een ander huis “ verhuizen”, maar niet van het ene lichaam naar een ander. Een beetje verbouwen wil nog wel, maar daar blijft het bij.
Het idee om je lichaam te beschouwen als een woning voor de geest is allesbehalve nieuw. Het is van alle tijden en je komt het in allerlei culturen tegen .Vergeleek men vroeger het lichaam met een tempel, tegenwoordig kun je er doorheen lopen alsof het een moderne woning is met alles er op en eraan. Alle elektronica van het huis (zenuwen) komt uit in de centrale regelkamer (schedel) waarin een krachtige kwantumcomputer is ondergebracht (hersenen) die alles aanstuurt. Je hebt airconditioning (longen en luchtwegen) en een eigen krachtcentrale (stofwisseling). Jouw lijf heeft een uitgebreid leidingennet (bloedvaten, urinewegen); een expansievat (blaas); en een biobak (endeldarm) die af en toe geleegd moet worden. En er is nog veel meer. Jouw woning is werkelijk van alle gemakken voorzien. Je hebt ook meerdere verdiepingen, met op iedere verdieping meerdere kamers. Op de begane grond tref je de garage waar jouw vervoer klaar staat voor gebruik (benen). Een etage hoger vindt je voorraadkamers, een keuken en spoelkeuken, een eetkamer (buik); en een woonkamer (hart). Nog een etage hoger vind je een spreekkamer (strottenhoofd) en een studeerkamer (hoofd). Het is natuurlijk allemaal slechts ‘ bij wijze van spreken’, maar de realiteit is er zeker niet minder om, eerder meer! Jouw lijf is in staat zichzelf te repareren. Stel je dat eens voor: een huis dat zijn eigen inwendige behangt, zijn eigen leidingen schoonhoudt en ga zo maar door. Mits jij er voor zorgt dat het allemaal kan. En daarvoor moet je alles faciliteren. Faciliteren betekent onder meer: mogelijk maken, vergemakkelijken, voorzieningen beschikbaar stellen, ondersteunen.
Aan jou de taak ervoor te zorgen dat jouw lijf kan doen wat het moet doen om ervoor te zorgen dat het kan doen wat jij ervan verwacht. Lees die zin nog maar een keer. Ik zal het anders formuleren: als jij verwacht dat jouw lijf goed functioneert, zul jij ervoor moeten zorgen dat het kan doen wat het moet doen. Moet het lijf iets maken? Wel, dan moet jij de juiste spullen op tijd aanleveren. Echt, het is net als in de de bouw: ervaren bouwvakkers leggen zonder problemen een betonvloertje, maar dat kunnen ze alleen als er beton wordt aangeleverd. Simpel. Geen beton? Geen vloertje! Moeten ze ’s nachts aan de slag? Dat kan… als jij voor licht zorgt. Isoleren? Zorg maar voor isolatiemateriaal. Een kind kan de was doen, mits er een wasmachine is, een kraan waar water uit komt, een stekker in een stopcontact, en niet te vergeten: wasmiddel. Zorgen dat die spullen er zijn heet: faciliteren.
Het mag zo zijn dat ook bij jou alle zogenaamde autonome processen allemaal zelfstandig verlopen (dat heet dus: autonoom zijn), het is beslist niet waar dat je daar helemaal geen omkijken naar hebt. Voorbeelden van autonome processen in jouw lichaam zijn: ademen, circuleren van bloed, spijsverteren en stofwisselen. Je hoeft gelukkig niet voortdurend na te denken over hoe snel, hoe diep en hoe regelmatig je moet ademen. In- en uitademen gaat – zolang je er niet bij nadenkt – helemaal vanzelf, als je gezond bent tenminste. Adem-halen is in dat licht een afwijking, want onder normale omstandig-heden hoef je helemaal niks te halen. Je hoeft ook je hart niet voortdurend in de gaten te houden. Je zegt niet: “ik klop mijn hart” of “ ik pomp mijn bloed rond”. Stel je voor. Je zegt ook niet: “ik ga nu spijsverteren” of “ ik stop even met stofwisselen, want ik ga even wat anders doen.”
Wanneer jij je lijf – zoals het is – wilt gaan resetten, doe je er om te beginnen goed aan ervoor te zorgen dat het zich kan aanpassen aan de omgeving waarin het zich bevindt. Dat kun je echter alleen wanneer jij je eigen lichaam goed kent. Daarvoor moet je je regelmatig afstemmen op jouw lijf, en je moet luisteren naar de signalen die jouw lichaam je geeft. Waar heeft het behoefte aan? Hoe wil jouw lijf dat je ermee omgaat? Jouw lichaam spreekt niet met woorden tot je, maar met allerlei signalen die zich vooral laten voelen. Als je eenmaal de taal van je lichaam verstaat, merk je dat jouw lijf precies aangeeft wat het nodig heeft om jouw optimaal te kunnen dienen, maar ook dat het jou dat steevast tijdig laat weten. Door aandacht te hebben voor je lijf, leer je het op den duur van binnen en van buiten kennen als het huis waar je in woont. Net als in een normaal huis: je leert er blindelings de weg in vinden en weet na verloop van tijd precies welke traptrede kraakt, welke deur piept en waar het tocht. Op lichamelijk gebied houdt dat in dat je vertrouwd bent met je hartslag, jouw darmbewegingen, je adem en alle andere lichamelijke activiteiten. Je kent het ritme van je lijf, zoals het slaap- en waakritme; en je weet waar jouw lijf wel en niet tegen kan, zoals zonneschijn of vrieskou en daar houd je dan rekening mee.