Morgen gaan we naar het immigration office. De eerste jaren moesten we daar minstens vijf keer per jaar heen: één keer om onze verblijfsvergunning met een jaar te verlengen, vier keer om een melding te doen dat we nog steeds in het land waren en dan nog iedere keer als we logees hadden, om die officieel te melden. Die laatste twee verplichtingen kunnen tegenwoordig online, maar voor de verlenging van ons verblijf moeten we nog steeds in persoon verschijnen.
De eerste jaren was dat ons jaarlijkse stress-moment. Op zich heeft het niet zo veel om het lijf. Het is een enorme papierwinkel, waarvan we ons allang niet meer afvragen waar het allemaal voor nodig is, want daar vinden we het antwoord toch niet op. Maar zeker in de beginjaren was er altijd wel iets te vinden waar de beambte zorgelijk bij ging kijken. Dan ging hij of zij in overleg met een collega, die dan ook zorgelijk begon te kijken. Vervolgens werd er druk door de papieren gebladerd, waarbij het woord “problem” zo af en toe viel. Tegen de tijd dat we ervan overtuigd waren op korte termijn het land te moeten verlaten, bleek alles dan toch weer in orde. Nadat we de beambte allerhartelijkst hadden bedankt voor het oplossen van het achteraf niet bestaande probleem gingen we met vers gestempelde paspoorten weer naar huis. De laatste jaren is de sfeer flink veranderd en hoeven we ons niet meer af te vragen wat er nu weer voor problemen worden bedacht.
Veruit de meeste westerlingen die we in het immigration office tegenkomen zijn oudere mannen. Of eigenlijk moet ik “mannen van mijn leeftijd of ouder” zeggen. Wij zijn vrijwel altijd het enige westerse echtpaar, en we regelen alles zelf en samen. De mannen van mijn leeftijd of ouder hebben meestal een Thaise vrouw van nog lang niet mijn leeftijd of jonger. Die vrouw zit met de hele papierwinkel bij het loket, terwijl de man in de wachtruimte zijn telefoon bestudeert, of een praatje aanknoopt met andere westerlingen. Met mij bijvoorbeeld.
(Ik heb het gesprek voor het gemak maar even ingekort en vertaald.)
“Waar kom je vandaan?”
“Wij wonen in Hang Chat.”
“Ik bedoel, origineel.”
“O, uit Nederland.”
“Ligt dat in Duitsland?”
“Dat had niet veel gescheeld, maar het ligt tussen Duitsland en de Noordzee.”
“???” (grap komt niet binnen.)
“En waar kom jij vandaan?”
“Texas.”
“Is dat in de Verenigde Staten?”
“Ja, dat klopt.”
“Ben je hier als gepensioneerde?”
“Nee, ik wou weg uit Amerika. Veel te veel immigranten daar.”
“Maar alle witte Amerikanen zijn toch immigranten?”
“Ik bedoel de gelukszoekers, die alleen maar komen om te profiteren van wat het land te bieden heeft.”
“O, je bedoelt mensen zoals jij en ik.”
“Hoe bedoel je?”
Zijn gezicht betrekt. Maar gelukkig roept zijn vrouw van nog lang niet mijn leeftijd en dan nog een stuk jonger hem. Zijn papieren zijn klaar, maar hij moet wel even zelf tekenen en afrekenen.
Dan zijn wij gelukkig aan de beurt, zodat ons gesprek niet voortgezet hoeft te worden.
Binnenkort verkiezingen in Nederland. Onder de Nederlanders in Thailand scoren de partijen die tegen immigranten zijn altijd goed. Maar “wij” zijn natuurlijk geen gelukszoekers.
Wouter ter Braake zegt
Mooie beschouwing. En wat een absurditeit in het denken van diverse gelukzoekers in Thailand ‘tegen immigranten zijn’. Onwetendheid en verwarring over de ware aard van ons bestaan.
Joost zegt
Mooi stukje weer,zoals gewoonlijk. We ( mijn vrouw en ik) genieten van jullie avonturen en avontuurtjes. We slaan alles op en lezen regelmatig weer terug. Vooral tijdens echt Holland’s herfstweer. En we hopen nog een keer bij jullie langs te mogen komen.
François la Poutré zegt
Wat een aardige reactie. Zeer vereerd dat we de herfstdonkerte wat op kunnen fleuren. Laat maar weten als je in de buurt bent. Altijd welkom.