Lange tijd zei ik als ik afscheid nam van iemand: ‘Misschien tot ziens’. Daarmee wilde ik aangeven dat het leven ongewis is, dat er geen zekerheid is van een morgen. Of dat een afspraak, een ontmoeting, door kon gaan, om welke reden dan ook. Misschien voorkomt sorry.
Op een gegeven moment ben ik daar mee gestopt, ik weet niet zo goed waarom. Mogelijk om mensen niet de stuipen op het lijf te jagen, ze keken me altijd een beetje vreemd aan bij het misschienwoord. Vroegen soms of ik ziek was. Zover ik weet was dat niet het geval.
Gisteren kwam het zinnetje ‘Misschien tot ziens’ weer tevoorschijn in het hoofd, het brein.
Alles is vergankelijk, heeft een begin en een eind. Dus toch weer mijn wens: ‘Misschien tot ziens’. Graag zelfs.
Moedig voorwaarts!
Moge iedereen gelukkig zijn, en gezond, met name jij.
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.
