Als we landgenoten op bezoek krijgen willen die vrijwel zonder uitzondering graag weten hoe het zit met gevaarlijke beesten hier tussen de rijstvelden. Vooral slangen spreken tot de verbeelding, maar ook schorpioenen en, voor sommige mensen, spinnen blijken de fantasie te prikkelen. We kunnen er niet omheen draaien: die zitten hier allemaal. Voor de schorpioen geldt weliswaar dat we die maar één keer gezien hebben, maar ook die telt dus mee.
Slangen zijn een regelmatige verschijning op Baan Din. Hun aantal is wel wat teruggelopen doordat de honden er fanatiek op jagen. Eigenlijk is dat jammer, want de meeste slangen zijn ongevaarlijk. Weliswaar jatten ze de eieren van de kippen, maar dat doen de honden ook, en als we niet te laat zijn doen we dat zelf. Toen er ooit een keertje een cobra binnen zat moesten we dorpsbewoners inschakelen, omdat de honden blijkbaar ook aanvoelden dat ze daar beter uit de buurt konden blijven. Eindelijk mochten ze van ons een keer een slang opruimen, maar toen deden ze het niet. Wel verstandig overigens, want een cobra is ook voor honden gevaarlijk.
Vorige week was een slang er in geslaagd onze snake-proof volière binnen te komen. (We hebben het gat inmiddels gevonden en gedicht). Een ongevaarlijke ratsnake, concludeerden we, dus ik haalde de slangengrijper om hem te pakken. Maar ineens kwam hij met zijn kop omhoog en bleek het een cobra te zijn. Ik kreeg hem toch te pakken en heb hem ver over het hek het rijstveld ingezwiept. We treden slangen altijd voorzichtig tegemoet, ervan uitgaand dat ze gevaarlijk kúnnen zijn, en in dit geval bleek maar weer dat dat een verstandige benadering is.
Spinnen zijn er in overvloed. Als we in het donker over het landje lopen met een koplamp op, zien we honderden kleine lichtjes tussen het gras. Eerst dachten we dat dat dauwdruppels waren, maar het blijken ogen van kleine spinnetjes te zijn, die we verder eigenlijk nooit zien. Zo heel af en toe loopt er een wat grotere jongen in huis of in de badkamer, maar dan komt de stoere man des huizes ogenblikkelijk in actie om de vrouw des huizes te beschermen. Met een mepper gaat hij het beest te lijf, waarbij hij overigens meestal mist, want spinnen zijn snel en hij niet.
Opvallend is dat mensen het als het gaat om enge beesten nooit over het dodelijkste aller dieren hebben: de mug. Die zoemt hier ook vrolijk rond, maar wordt gelukkig alleen vervelend rond de avondschemering. Insmeren met antimuggenspul is dus vaste ehhhh prik en we slapen onder een klamboe.
Waar we echt ontzag voor hebben is de takaab, een duizendpoot. Die zien we nog al eens als we ergens een steen optillen of een plant willen verplaatsen. We hebben er allebei al eens een op ons lijf gehad, maar zijn gelukkig niet gebeten. De takaabbeet (voor taalfanaten een interessant woord vanwege de 3 letterparen) schijnt uiterst pijnlijk te zijn.
Echt zenuwachtig worden we als we op de vloer of in een kast een hard buisvormig spoor van een paar millimeter doorsnee zien. Termieten. Die zijn weliswaar voor ons ongevaarlijk, maar bepaalde soorten hout lusten ze graag. En we ervaren liever niet wat er gebeurt als de plafondplaten, die tevens vloerplaten van het zoldertje zijn, op hun menu komen te staan. Gisteren ontdekten we een termietenspoor dat ons kastje met kunstboeken en dichtbundels in liep. Meteen begonnen we de boeken eruit te halen en te checken op beestjes.
Uiteindelijk bleken zij het vooral te hebben gemunt op wat oude houten doosjes die tussen de boeken stonden. De kast zelf lieten ze ongemoeid en het papier van de boeken bleek ook geen lekkernij voor ze te zijn. Alleen de kaft en linnen omslag van een bundel van Gerrit Achterberg waren niet te versmaden voor ze. Termieten zijn gelukkig geen boekenwurmen.