Er is veel internationale kritiek op het besluit van de regering Biden om aan Oekraïne zogeheten clustermunitie te leveren. Clustermunitie wordt afgeschoten met een raket en opent in de lucht als een paraplu om over een gebied zo groot als een fors huizenblok tientallen tot honderden of zelfs duizenden minibommetjes te verspreiden. Omdat die niet allemaal exploderen bij contact met de grond blijven er blindgangers liggen, om jaren later bij aanraking alsnog te ontploffen, als een soort mijnen. In Laos, Cambodja en Vietnam hebben ze er meer dan vijftig jaar later nog last van, zo lees ik in diverse media.
Human Rights Watch bezocht de Oost-Oekraïense stad Izjoem vlak na de bezetting door Russische troepen – tussen april en september vorig jaar – eigenlijk om Russische oorlogsmisdaden te onderzoeken. Rusland heeft ook honderden keren clustermunitie gebruikt in Oekraïne, met honderden doden tot gevolg, documenteerde HRW eerder. Maar Oekraïne dus ook, ontdekte de organisatie ter plaatse. Clustermunitie, vijftien jaar geleden wereldwijd verboden, is opeens weer het woord van de dag. HRW rapporteerde in januari al dat Oekraïne ook duizenden zogenoemde antipersoonsmijnen, of vlindermijnen, heeft ingezet in Izjoem, hetgeen in strijd is met het verdrag tegen landmijnen dat Oekraïne in 2005 heeft geratificeerd.
Het Amerikaanse besluit om clustermunitie te gaan leveren aan Oekraïne stuit op kritiek van bondgenoten en (hulp)organisaties. Het gebruik van de wapens is internationaal omstreden. Meer dan honderd landen hebben een verdrag ondertekend tegen het gebruik van clustermunitie.
Vorige week zag ik beelden in een Nederlands revalidatiecentrum op tv. Een Oekraiense militair zonder benen werd daar weer het lopen met protheses geleerd. Ik weet niet of de benen zijn afgerukt door clustermunitie. Dat maakt me ook niet uit. Ik begrijp niet hoe mensen geweld tegen elkaar kunnen gebruiken, elkaar kunnen doden, vernietigen, aan flarden schieten. Ja ik weet het wel, in sommige situaties zou dat gerechtvaardigd zijn: oorlog, militairen, uniformen, oorlogsrecht, je moeten kunnen verweren tegen een vijand.
Gisteravond keek ik met veel moeite en emotie naar de film Danny Boy, over beschuldigingen van oorlogsmisdaden door Britse soldaten die in 2004 in Irak gevangengenomen burgers/soldaten zouden hebben afgeslacht. Juristen van een gerenommeerd Brits advocatenkantoor brachten de militairen voor de rechter. In die procedure werd onderscheid gemaakt tussen rechtmatig doden – een mens afknallen die je als je vijand moet zien, en het onrechtmatig doden van mensen. Het ging mij om de juridische procedure die werd gevoerd, zouden daders worden berecht. Maar moest daardoor ook kijken naar schietende en rechtmatig moordende soldaten.
Plak er een etiket op en het doden wordt beschermd door de wet. Het is niet te begrijpen.