Vorige week beleefde ik een moment van grote vreugde: er kroop een vliegend insect in een kokertje in het insectenhotel aan een muur op het balkon van de Kloosterbunker. En even later nog een, en nog een.
Elke dag keek ik naar het toen nog lege hotel en het houten nestkastje voor mezen erboven. Totale leegte, geen gezoem of getjilp te horen. Het Boeddhistisch Dagblad is ook een hotel voor schrijvers en kunstenaars, dat leeft tenminste. Maar het insectenhotel bleef leeg, tot vorige week. Gisteren zette ik wat dahliaknollen in een grote bak met aarde en zag hoe een bij (vermoedelijk) zich in een kokertje in dat hotel wrong.
Ik vroeg me af: wat spoken ze daar uit, in die rieten kokertjes? Geven ze toegang tot een grotere ruimte? Gaan ze elkaar te lijf of bedrijven ze de liefde? Je hoort en ziet het niet als ze binnen zijn. Het is net de mensenwereld, achter ramen, deuren en luiken vinden de mooiste en ook nare dingen plaats.
Op internet las ik dat het hotel geliefd is bij metselbijen en wilde bijen. Wel mooi.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.
