Bij het volgen van het nieuws bekruipt mij af en toe het gevoel dat er eigenlijk helemaal niets verandert. Overal zie je voortdurende herhalingen van dezelfde patronen. Mensen reageren vanuit hun identificatie met voorkeur en afkeer op wat ze menen waar te nemen. De angst dat iemand zich met de vijand gaat identificeren is dan ook terecht. De reacties getuigen alleen niet altijd van even grote vaardigheid.
Het tijdschrift ‘Rolling Stone’ is deze week niet overal in de Verenigde Staten te koop. Op de cover, waar normaal sterren staan, een foto van een mooie jongen die de aanslag in Boston op zijn geweten heeft. Ook al is het verhaal dat bij de foto hoort een indringend verhaal, menigeen is bang dat jongeren aanslagen gaan plegen om net als Dzjochar Tsarnaev op de cover van een glossy tijdschrift te belanden. Een politiefotograaf meende het antwoord te vinden in het vrijgeven van foto’s die gepubliceerd werden door Boston Magazine onder de titel ‘het ware gezicht van een terrorist’. Die ‘coole boy’ die voorop de cover van ‘Rolling Stone’ staat is op die foto’s te zien in spectaculaire scenes waarvoor je naar de bioscoop gaat. Ook daarmee kan hij een rolmodel worden voor anderen. Ik zie er het bewijs in dat we allemaal compassie verdienen, want hij is niet wezenlijk anders dan jij of ik, en de politiefotograaf ziet alleen maar een monster. Of we willen dat hij gezien wordt is afhankelijk van hoe wij hem zien.
Voor dit verhaal geldt hetzelfde als wat Wilkerson van de week over Snowden zei: ‘een symptoom van een oorlog’ die de VS voert.
Het is een oorlog met een lange en complexe geschiedenis. Net als iedere strijd is ook deze gebaseerd op identificatie. In dit geval is dit de wij-zij verhouding die in de Middeleeuwen is ontstaan toen Christenen en Moslims elkaar als bedreiging begonnen te zien. Een bepalende factor in deze strijd is de wijze waarop het Westen (m.n. Frankrijk en Engeland) in de twintigste eeuw omgegaan is met het Midden-Oosten na de val van het Ottomaanse Rijk. Het is een goed voorbeeld van hoe je je eigen vijand creëert. Of beter: in stand houdt. De angst voor de Arabische kromzwaarden zat immers voor die tijd al diep geworteld in onze cultuur.
De oorlog waar Wilkerson op doelt is niet begonnen op 11 september 2001 maar op 21 september 2001. Op die dag riep George W. Bush dat ze klaar waren met treuren en dat het nu tijd was voor actie. Niet de kwetsbaarheid van de VS werd onderkent maar de identiteit van het oppermachtige Amerika moest in stand gehouden worden. Judith Butler wees er in “Precarious Life” al op dat dit een gemiste kans was om daadwerkelijk iets te veranderen. Dat er mensen zijn die de aanslagen op 9/11 niet zondermeer afkeuren, of zelfs zien als geslaagd doelpunt, zou te denken moeten geven. De vraag wat het is waardoor de VS als vijand wordt beschouwd is echter niet gesteld. De vijand werd zelfs als vijand bevestigd door de ‘zaai angst en heers’-politiek van George W. Bush.
Barack Obama liet aanvankelijk zien dat je als president van de Verenigde Staten ook anders met de wereld om kan gaan en ontving daarom in 2009 de Nobelprijs voor de vrede. Helaas bleek ook hij de identiteit van het oppermachtige Amerika in stand te willen houden waardoor zijn oprechtheid niet altijd zichtbaar was en het veiligheidsbeleid dat Bush ingezet had in stilte voortging.
Om de oorlog te beëindigen is er een president nodig die enerzijds ‘justice en liberty for all’ ook predikt op internationaal terrein. Die b.v. hard op durft te zeggen dat Iran ook het recht heeft zichzelf te verdedigen met dezelfde wapens als waar ze mee bedreigt worden en dat er grenzen zijn aan wat Israël zich kan veroorloven. En anderzijds dapper genoeg is om niet overal bedreigingen te zien. Tot die tijd zal de oorlog van Amerika doorgaan en de wereld het moeten doen met een middeleeuwse wij-zij verhouding waar Bin Ladens en Wildersen garen bij spinnen.
Nico Schoen zegt
Weer een indrukwekkende analyse! Zouden veel mensen moeten lezen!