Bertjan Oosterbeek bracht in 2011-2012 een jaar door in het zenklooster Sogenji (Okayama – Japan) om zen te studeren bij zenmeester Shodo Harada Roshi. Eind april 2012 keerde hij terug naar Nederland. Vol van verhalen natuurlijk.
Het eerste wat ik van de Roshi leerde was ‘niet denken’. Dat is overigens iets anders dan ‘geen gedachten hebben’. Zoals ons hart gemaakt is om voortdurend bloed in ons lijf rond te pompen, zo zijn onze hersenen gemaakt om voortdurend gedachten te produceren. Dat is nu eenmaal zo, en daar is dan ook helemaal niks mis mee.
Het wordt pas een probleem als we ons door die gedachten laten meeslepen en erin blijven hangen. Vooral als het gaat om gedachten die niet echt helpen: ‘Dat kan ik niet’, ‘Ze vindt me vast saai’, ‘Daar heb ik helemaal geen zin in’. Dat zijn van die gedachten waar je helemaal niks aan hebt, maar die vaak toch blijven opborrelen en je doen verkrampen. ‘Niet denken’ is voor mij die gedachten te zien ‘gebeuren’. En om ze vervolgens te laten voor wat ze zijn. De Roshi had niet meer dan één sanzen nodig om me dat te laten begrijpen. Écht te begrijpen, want de theorie had ik natuurlijk al honderd keer eerder gehoord.
Toen ik voor de allereerste keer sanzen achter de bel in de kohojo zat, stond m’n lijf stijf van de spanning en klopte mijn hart in m’n keel. Niet heel erg ‘zen’. Misschien ook wel omdat ik geen idee had wat me te wachten stond. Wat de Roshi zou gaan vragen en wat ik dan zou moeten antwoorden. In mijn hoofd doorliep ik allerlei mogelijke scenario’s – scenario’s waarin ik de Roshi zou verbazen met mijn spitse antwoorden, want ik wilde natuurlijk wel een goede indruk maken. Maar wat me misschien nog wel het meest nerveus maakte was juist dat ik zo nerveus was! Daar zat ik dan met m’n tweeënveertig jaar, niet bepaald één van de jongste studenten. En dan als een volslagen neuroot voor de Roshi verschijnen? Wat voor indruk zou dát wel niet maken? Wat zou hij denken als ‘ie mij zo zag? “Mijn god, wat hebben ze me nou weer gestuurd…” Ik hoopte dat het misschien zou overgaan wanneer ik eenmaal door het donkere gangetje op weg naar de Roshi liep. Maar dat was niet zo. Het werd alleen maar erger.
‘What is your practice?‘ was het eerste wat de Roshi me vroeg toen ik eenmaal op het kleine vierkanten kussentje voor hem zat. Ik zei dat ik probeerde sussokan te doen. Sussokan is een manier van ademhalen die eigenlijk aan de hele zentraining in Sogenji ten grondslag ligt. Dat had ik tenminste gelezen in de instructie map getiteld ‘Sogenji guide for zen practice‘ die me op de eerste dag in m’n handen gedrukt was. Geheel in de stijl van Sogenji een versleten ringmapje met een smoezelige bruine kaft, die een aantal slecht gelukte kopieën bij elkaar hield. Sussokan kwam erop neer dat je eerst zo diep als je kon uitademde. En als je dacht dat je longen helemaal leeg waren, dan gaf je nog drie korte pufjes om nog ook het allerlaatste beetje lucht eruit te persen. Pas dan liet je – als vanzelf en zonder iets bijzonders te doen – je longen weer vollopen. Eigenlijk was dat alles. Maar het zal niemand verbazen dat toen de Roshi me vroeg om hem mijn ademhaling te laten zien, de sussokan die mijn gestreste en verkrampte lijf produceerde helemaal géén indruk maakte. En daarvan was ik me natuurlijk pijnlijk bewust.
‘Sussokan is not an exercise,’ zei de Roshi. ‘The body is just an instrument, the mind is just an instrument, pay close attention to that. Who is the true master?‘ Hij demonstreerde nog een keer zijn eigen sussokan – die heel lang en heel diep was – en daar moest ik het mee doen. De Roshi rinkelde zijn belletje en ik verliet de sanzen room.
Ik weet niet waarom, maar het was wel precies wat ik op dat moment moest horen. Opeens zag ik haarscherp dat het mijn neurotische gedenk was dat de stress in mijn lijf veroorzaakte en niet omgekeerd. Hoe ik meer ik nadacht, hoe nerveuzer ik werd. En dat de enige manier om dat te stoppen was: ‘niet denken’. En toen ik de volgende dag weer op mijn beurt voor sanzen zat te wachten, zei ik iedere keer wanneer ik een gedachte voelde opkomen tegen mijzelf: ‘Don’t waste your time with unnecessary thinking…‘ Iedere keer als ik begon na te denken over hoe de sanzen zou kunnen gaan verlopen, iedere keer als ik merkte dat er een golf van lichte paniek door mijn lijf stroomde: ‘Don’t waste your time with unnecessary thinking…‘ Voor mijn gevoel wel honderd keer, maar ik hield het stug vol. En het werkte! Toen ik weer voor de Roshi zat, was alle stress compleet weg.
En het ging verder dan alleen de zendo. Dat merkte ik toen ik een paar dagen later de bus naar downtown Okayama pakte. Gewoonlijk was dat een stressvol gebeuren voor me: niet precies weten waar ik eruit moest, niet weten hoeveel ik zou moeten betalen, hoe die rare kaartjes die je achterin de bus uit een machientje moest pakken nou precies werkten. Maar ik voelde meteen dat die nervositeit van vroeger er niet meer was. Ik was de rust zelve. En eigenlijk is dat gevoel niet meer weggegaan.
Het leverde overigens wel weer iets anders op om me druk over te maken. Juist om dáárvan af te komen – daarvoor was ik naar Japan gekomen. En nu, nog maar zes weken in Sogenji, had ik dat al bereikt. Wat moest ik in hemelsnaam nog van de rest van mijn jaar verwachten?
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
(c) 2012 Bertjan Oosterbeek