We zijn over de helft van de serie die ik naar aanleiding van een cursus Theologie schrijf. De inhoud van iedere les brengt mij op gedachten die ik wel wil delen. Vandaag:
Aan alles komt een einde
Een van de leerdoelen van les 29 (er zijn er 48) van de cursus Theologie is dat de cursist kan erkennen dat godsdienstfilosofie probeert systematisch en rationeel antwoord te geven op vragen die het waarheidsgehalte van religieuze uitspraken betreffen. Nou, daar heb ik persoonlijk de hele les niet voor nodig hoor. Ik wil en kan best erkennen dat godsdienstfilosofie een en ander probeert… maar begin vervolgens ogenblikkelijk te stijgeren wanneer ik iets verderop lees: “… voor de wetenschap is de vraag naar de waarheid irrelevant…”. Onzin! Dat wetenschap en waarheid niet synoniem zijn, is correct. Wetenschap pretendeert nooit “de waarheid” te kennen en dus ook niet te vertegenwoordigen, maar daarmee is mijns inziens niet gezegd dat die waarheid irrelevant is. Wetenschap zoekt wel degelijk naar de waarheid, alleen op een andere manier en met andere methoden dan filosofie. Ik mag hopen dat dat óók voor godsdienstfilosofie en godsdienstwetenschap geldt. Wanneer de waarheid irrelevant zou zijn, zou dat betekenen dat de waarheid – of het kennen van de waarheid – geen enkel belang dient, niet ter zake doet, onbelangrijk is, onnodig is en niks oplevert. Kom op zeg.
Terug naar godsdienstfilosofie. Taal speelt hierin een grote rol. Hoe zeg je iets dat in wezen onzegbaar is? Want laten we wel wezen, het hele begrip “God” is nogal abstract. “God” bestaat als begrip, gedachte of idee, maar kent geen fysieke vorm of concreet bestaan. Niemand kan zeggen: kijk, voel, hoor, ruik, of proef dit en je ziet, voelt, hoort, ruikt of proeft God! Nee. En je kunt ook niet zeggen: God is zo en zo lang, breed, hoog of diep; zo en zo zwaar (of licht) en heeft die en die meetbare, aantoonbare kenmerken. Niets van dat alles. Alles wat mensen over God te berde willen brengen, moeten ze vatten in een taal die geen woorden kent voor iets dat nergens in de dagelijkse werkelijkheid zichtbare, hoorbare, voelbare, ruikbare of proefbare aanknopingspunten heeft. Het enige dat erop zit is om gebruik te maken van metaforen, ofwel: symbolen, beeldspraken, vergelijkingen, gelijkenissen, overdrachtelijke uitdrukkingen en redekunstige figuren. Op die manier wordt God weergegeven als een oude man met witte baard; als een zon; als een paar letters, als … vul zelf maar in. Maar wanneer je de voor “God” gebruikte taal of uitdrukkingswijze niet begrijpt, wordt het verdomd lastig je een eigen idee te vormen van wat iemand met dat begrip “God” precies bedoelt. Helaas bestaat er géén wereldomvattend, symbool, beeld of wat voor talig iets dan ook om “God” mee te aan te wijzen. Het lijkt erop dat veel mensen elkaar liever de hersens inslaan ten faveure van ‘hun’ symbool, beeld of talig iets, dan dat ze het eens willen worden over hoe en waarmee ze het samen over “God” kunnen hebben.
Veel ideeën die mensen over God hebben, berusten op (vrees ik) volstrekt door mensen onbegrepen symbolen, beeldspraken, vergelijkingen, gelijkenissen, overdrachtelijke uitdrukkingen en redekunstige figuren. Ik geef een voorbeeld: hoeveel mensen in Nederland kennen nog een echte schaapherder en kunnen je vertellen wat hij/zij dagelijks doet wanneer de toeristen en dagjesmensen wegblijven (bijvoorbeeld omdat weer niet genoeg is om ter lering en der vermaak een dagje naar de heide schaapjes te gaan kijken, met zo’n authentieke, sokken breiende herder erbij. En een paar hondjes natuurlijk.). En loop eens een oude kerk binnen en kijk naar de fraaie glas-in-lood ramen. Wie kan per raam nog uitleggen welke symbolen er op staan en wat ze precies moeten overbrengen? In les 29 staat ook de volgende prachtige zin (van Martin Buber): “Verduistering van het hemels licht, verduistering van God, is inderdaad het karakter van de wereld waarin wij nu leven.” Leg maar uit in eigen woorden. Succes. Ik stel: “Het geen uitdrukking meer weten te geven aan wat het verstand en de dagelijkse materiële werkelijkheid overstijgt, kenmerkt de meeste mensen in de maatschappij waarin wij nu leven”. Het ‘geen uitdrukking meer weten te geven’, heeft alles met taal te maken. Zolang God geen mobieltje heeft en geen Tiktok, Instagram of Whatsapp gebruikt… ziet het er somber voor hem uit. Volgens Buber houdt de afvalligheid van de mensen van God automatisch ook altijd de afwending van God van de wereld in. Je krijgt dan een soort goddelijke eb- en vloedbeweging van af- en toewijzing. Alsof God dus zich slechts af en toe iets aan menselijke noden gelegen laat liggen. Soms is hij dan vol van erbarmende liefde, en soms vol van grimmigheid. Ik vind dat een tamelijk antropomorfe visie op God. Dat mensen borderlinegedrag kunnen vertonen, is op zich al erg genoeg, maar God?
Volgens Kierkegaard (1813 – 1855), een Deense filosoof, staat de mens op het punt zich als nooit tevoren op het kernpunt van het christelijk geloof te baseren: het geheim van Jezus. Dat zei hij dus méér dan een eeuw geleden. Volgens mij moet dat dan een enorm punt zijn, of we zijn daar allang aan voorbij (tenzij we al langer dan een eeuw aarzelen om dat punt te betreden). Hoe het ook zij, volgens Kierkegaard bemoeit Jezus zich actief met het geloofsbeginsel. In gewoon Nederlands: God bemoeit zich persoonlijk, in de rol van Zoon, met het geloof. De mens kan bovendien – nog steeds volgens Kierkegaard – alleen tot geloof komen wanneer het hem lukt zich te verzetten tegen vijandige tendensen ten opzichte van het geloof. Dat die vijandige tendensen er zijn, kan niemand ontkennen. Secularisering grijpt om zich heen. De kerk verliest steeds meer haar greep op de mensen waar zij voor in het leven is geroepen: de gelovigen en twijfelenden. De kerk zelf wijt dat aan ‘moreel verval’. Dat kan de kerk mijns inziens alleen stellen wanneer zij de boodschap die zij verkondigt boven alles en iedereen verheven acht: het geloof in de Drie-ene-God is het hoogste morele goed! Het ontgaat de huidige kerk echter niet dat er iets nieuws in opkomst is, een nieuw moreel ontwaken; door Friedrich Nietzsche al aangekondigd. Hij had het onder meer over een nieuw soort ‘vreemden-liefde’ die betrekking had op de fysieke, psychische en religieuze nood van mensen in ontwikkelingslanden. In 2022 vind je dat terug in de sympathie die mensen voelen voor vluchtelingen uit Oekraïne; voor arme kindertjes die dood gaan van de honger in door klimaatrampen getroffen landen enzovoorts.
Tot slot wil ik het hebben over onsterfelijkheid. In de cursus staat: “Vanuit christelijk perspectief zou men het verstommen van de vraag naar onsterfelijkheid als een catastrofe van de ziel kunnen beschouwen, misschien zelfs als een geheim van de duisternis; het eeuwige leven bereikt men als men God met heel zijn ziel liefheeft en zijn naaste als zichzelf.” Iets verderop vragen de auteurs van de cursus zich af of er wellicht ook een (eeuwig?) leven mogelijk is waarbij deze verhoudingen niet aan de orde zijn.
Laat ik Nietzsche nog eens aanhalen: “Je kunt aan onsterfelijkheid kapot gaan.” Volgens mij denken mensen niet goed na over het begrip onsterfelijkheid. Het betekent: niet doodgaan. Nooit. Dus niet na honderd jaar, maar ook niet na duizend, één miljoen, één miljard of miljarden van miljarden jaren. Nooit is nooit. En ik ben het met Nietzsche eens: daar kun je kapot aan gaan. Ik heb eens geprobeerd het als volgt aan iemand uit te leggen:
Ik: “Speel je een instrument?”
Antwoord: “Ik kan geen eens noten lezen.”
Ik: “Prima. Met een eeuwig leven heb je tijd zat om dat te leren. Bovendien kun je dan niet één, maar alle soorten instrumenten leren bespelen. Virtuoos. En je kunt alle genres muziek en alle songs, liederen of wat dan ook uit het hoofd spelen, zelfs achterstevoren, geblinddoekt, hangend aan een lamp, terwijl je tegelijkertijd op iedere vraag die ze je stellen het perfecte antwoord kunt geven, want je hebt je alle beschikbare kennis eigen gemaakt. En dán is er precies één dag van de eeuwigheid voorbij. Er volgen er nog eindeloos veel. Ik garandeer je dat je je te pletter gaat vervelen en dat je maar één ding wilt: er niet meer zijn!”
Onsterfelijkheid? Eeuwig leven? Mag ik passen?