We zijn over de helft van de serie die ik naar aanleiding van een cursus Theologie schrijf. De inhoud van iedere les brengt mij op gedachten die ik wel wil delen. Vandaag:
Geloof en moraal (Moraaltheologie)
We hebben het over heersende zeden en gebruiken; over normen en waarden; gedragsregels; over wat je wel en niet moet of mag doen; plichten; ge- en verboden en zelfs taboes. En dat natuurlijk allemaal bezien vanuit christelijk standpunt. Daar kun je snel klaar mee zijn: “Heb uw naaste lief gelijk uzelf” en “Behandel een ander zoals je zelf door anderen behandeld wil worden” of “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Dat dit toch iets ingewikkelder is dan zo op het eerste gezicht wellicht lijkt, blijkt wel uit het feit dat we in Nederland dikke boeken vol wetten hebben die allemaal precies over zaken gaan die hiermee te maken hebben. Kennelijk zijn die nodig. Of beter geformuleerd: kennelijk vinden wij als mensen het nodig om de eerste drie simpele regels tot ver achter de komma te ontrafelen. Daar kun je echt niet alleen mensen – die anders dan christenen denken – de schuld van geven. Maar goed, moraaltheologie slaat op wat christenen vinden dat goed of fout is.
Onwillekeurig moet ik denken aan het volgende verhaaltje: “Een vogeltje besluit tegen alle adviezen van andere vogeltjes steeds maar hoger te gaan vliegen. Hij vliegt dus hoger en hoger, en komt daardoor in ijs- en ijskoude luchtlagen terecht. Hij verkleumt en krijgt kramp. Daardoor stort hij neer, maar weet op het nippertje toch nog met een soort glijvlucht veilig te landen. Precies onder de staart van een koe! Die laat een grote flats warme koeienpoep op hem (of haar?) vallen, waardoor het weer op temperatuur komt. Maar dan komt er een kat, die het vogeltje ziet en uit de vlaai vist om het op te eten.” Wat is de moraal van het verhaal? Dit: Als je alle adviezen van anderen in de wind slaat, moet je de gevolgen zelf ondervinden. Het zijn vervolgens niet altijd vijanden die shit over je uitstorten en het zijn ook niet altijd vrienden die je weer uit die shit halen!
Wat is goed en wat is fout. Dat kun je alleen zeggen wanneer je ervan uitgaat dat er slechts twee keuzes zijn: goed of fout. Maar dat is een illusie! Om te beginnen zijn het uitsluitend mensen die uitmaken wat zij goed en wat zij fout vinden. Niets is uit zichzelf of omwille van zichzelf goed of fout. Alles is noch goed, noch fout of zo je wilt zowel goed als fout! Pas zodra iets of iemand met het etiket ‘goed’ of het etiket ‘fout’ komt aandraven, heet het geëtiketteerde ‘goed’ dan wel ‘fout’. Niet eerder, niet later. Zonder etiket is alles gewoon wat het is. Moraaltheologie is niets meer of minder dan etikettenplakkerij in naam van de Drie-Ene God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zonder God géén goed en geen fout.
Gelukkig hebben christenen de Bijbel, waarin allerlei verhalen staan die duidelijk maken wat God goed of fout vindt. Je mag niemand dood meppen, behalve wanneer die persoon jou wil doodmeppen, want dan is het slim om als eerste te meppen zodat jij blijft leven en de ander het loodje legt. Zoiets. Zie het als “iets is goed, wanneer het alternatief niet goed is”. Dat is een rekbare uitleg. En omdat het een rekbare uitleg is, wordt die uitleg uiteraard uitgerekt in allerlei richtingen. Zonder de elasticiteit van de uitleg van ‘Je mag niemand dood meppen, behalve wanneer die persoon jou wil doodmeppen’, is het er op nahouden van een leger behoorlijk onzinnig. Voor allerlei andere zaken met een etiket ‘goed’ of ‘fout’ ligt het min of meer hetzelfde, zij het dat er vaak het woordje ‘maar’ bij komt. Iets is dan “goed’ of ‘fout’… maar…. en dan volgt er een soort toelichting die iets dat ‘goed’ is toch minder goed maakt en iets dat ‘fout’ is minder fout. Tenslotte komen we dan uit bij het Yin-Yang symbool. Te midden van het wit vind je dan zwart en te midden van het zwart vind je wit. In het Nederlands zou je kunnen reflecteren op het spreekwoord: er is geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan.
Prachtig hoor, al dat nadenken over heersende zeden en gebruiken; normen en waarden; gedragsregels; en over wat je wel en niet moet of mag doen; plichten; ge- en verboden en zelfs taboes. Zolang je er alleen maar over nadenkt, en er geen consequenties aan verbindt, is en blijft het erg vrijblijvend. The proof of the pudding is in the eating heet het in het Engels. Kortweg: de praktijk moet het maar uitwijzen. Een mooi Nederlands gezegde dat onmiddellijk duidelijk maakt dat theorie en praktijk soms ieder een andere kant uitgaan, luidt: het hemd is nader dan de rok. Recent heeft een grondig uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek uitgewezen dat mensen in allerlei opzichten net zo handelen als dieren wanneer het aankomt op overleven van de eigen genen. Hoe meer genen iemand deelt met een naaste, hoe meer men geneigd is iets van zichzelf of zelfs zichzelf helemaal op te offeren voor die naaste. Heb uw naaste lief gelijk uzelf, betekent simpelweg: voor mijn directe naaste misschien helemaal, voor naasten die verre verwanten zijn toch iets minder, en voor volslagen vreemden … vergeet het maar. Tegen genetisch vastgelegde instincten kan geen moraaltheologie op. Als dat waar is – en daar lijkt het op – is moraaltheologie voor de meeste mensen gewoon christelijk geneuzel voor in vredestijd. De meeste mensen … er zijn dus uitzonderingen. Vaak zijn dat lieden die later herdacht worden als helden, martelaren, dappere mannen en vrouwen met het hart op de juiste plaats, maar helaas op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.
De Nederlandse Grondwet van 1814 is na instelling meerdere malen herzien, (voorlopig) voor het laatst in 1983. In onze grondwet speelt moraal een belangrijke rol. Zo is de doodstraf inmiddels verboden en ook is het niet toegestaan om mensen te discrimineren op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of om het even welke andere grond dan ook. Iedereen die in Nederland verblijft behoort bij gelijke omstandigheden gelijk te worden behandeld (artikel 1). Klinkt goed. En of het christelijk is, dan wel iets anders, maakt niet uit. Het is nu aan officieren van justitie, advocaten en rechters om uit te maken wat ‘gelijke omstandigheden’ zijn. Met wat creativiteit zijn er (denk ik) echter altijd wel ongelijkheden te vinden. Hoe futiel die ongelijkheden ook zijn, onder een vergrootglas dat vooringenomenheid heet (bijvoorbeeld) kunnen futiliteiten evenwel zeer groot (b)lijken. Geloof kan ook een vergrootglas zijn. Toch?