Hoewel hij een naam had, was hij die helemaal vergeten, omdat niemand met wie hij omging hem ooit riep. Hij was anders dan andere vossen, al zag je dat niet aan hem op het eerste gezicht. Zijn soortgenoten meden zijn gezelschap. Over het geheel genomen was onze vos ook behoorlijk vergeetachtig. Zijn moeder had hem ooit Sloddervos had genoemd, maar ook dat wist hij niet meer. Hoewel hij een roofdier was en alles bezat wat een roofdier moest hebben om te overleven in de natuur, had Sloddervos een grote handicap – althans voor vossen. Hij lustte eigenlijk geen vlees. Hij had zelfs een hekel aan vlees, en vooral aan doden van dieren. Maar: hij was van nature een roofdier en hij had vlees ook nodig in de winter. Net als de andere roofdieren was hij hiervan afhankelijk. Diep in zijn hart voelde hij zich een vegetariër. Hij kon genoeg vruchten van het seizoen eten, maar ’s winters vermagerde hij altijd sterk. Hij probeerde wel om voorraden maiskolven en korenaren aan te leggen, maar omdat hij zo vergeetachtig was wist hij zelden de plekken terug te vinden waar hij zijn oogst bewaarde. Het maakte hem verdrietig. Hij was liever een konijn geweest, dan had hij lekker kunnen knabbelen op wortels en knolgewassen. Of een eekhoorn zijn, dat leek hem ook wel wat. Net alsof de zwaartekracht (niet dat hij wist wat dat precies was) helemaal geen vat op die razendsnelle diertjes had. En eekhoorns wisten altijd hun verstopte voorraad terug te vinden. Op een sombere maandagmorgen liep hij in een bos te dwalen, tevergeefs op zoek naar wat door hem zelf begraven maiskolven.
Waar heb ik toch…? dacht hij. Ik ben ook zo’n sloddervos! Of was dat mijn naam? Ik weet het allemaal niet meer. Als ik niks terug kan vinden moet ik toch maar een dier vangen. Hij huiverde, en niet alleen door het denkbeeld dieren te moeten doden. Door de koude oostenwind voelde hij, dat hij te weinig vet op zijn lijf had. En er groeide niets meer. Hij snuffelde tevergeefs rond in de hoop op een lekkere maiskolf, tot hij plotseling de geur van een eekhoorn in zijn neus kreeg. Hij volgde het geurspoor en vond tot zijn grote schrik een eekhoorn aan de voet van een boom. Ze lag in elkaar gekrompen van pijn en angst, haar pluimstaart beschermend om zich heengeslagen.
‘Wat is er, eekhoorntje?’ vroeg Sloddervos medelijdend. Het diertje keek hem angstig aan. ‘Ik viel van bovenuit de boom,’ kwetterde ze met pijn in haar stem. Er brak een tak af en ik kon me nergens meer aan vastgrijpen. Ik viel op die steen – ze wees – hier met mijn achterpoot. Gebroken.’ De vos snuffelde aan het fragiele achterpootje en zag dat de eekhoorn gelijk had. ‘Ik vind het heel erg voor je, eekhoorn. Maar er is niets aan te doen, ben ik bang. Er zijn geen dierenartsen in het bos.’ De eekhoorn keek hem met haar kraaloogjes aan waar tranen uitdruppelden. ‘Help me, vos. Je moet doen wat vossen altijd doen. Je moet me doodbijten. Ik kan mezelf niet meer redden. Ik ga dood door honger en dorst en kan niet vluchten voor roofdieren zoals eh… vossen.’
De vos ging erbij zitten en legde uit dat hij diep in zijn hart vegetariër was, maar dat het winterseizoen hem geen andere keus liet dan toch vlees te eten, al vond hij het ook gruwelijk. ‘Ik zou je graag willen redden, maar weet niet hoe,’ voegde hij eraan toe. De eekhoorn bewoog zich moeizaam en draaide haar nek naar de vos toe en kwetterde van pijn door de beweging.
‘Doe het!’ zei ze dringend. ‘Je verlost me uit mijn lijden en ik word opgenomen in de grote geest van de natuur. Alle eekhoorns zijn daar. Ze spelen voor de troon van de Grote Goede Eekhoorn. Daar verheug ik me dan maar op.’ Sloddervos aarzelde. Hij wilde de eekhoorn graag helpen en haar lijden besparen, maar het doden van elk dier maakte hem altijd verdrietig.
De gedode dieren bezochten hem in zijn dromen en hij voelde zich dan altijd schuldig.
Maar hier zou hij een gewonde eekhoorn toch veel lijden kunnen besparen?
Het gaat niet om mij, dacht hij. Hij bracht zijn kop in de richting van het diertje.
‘Maar eekhoorntje, dat kan ik toch niet…’
Met een razendsnelle beweging beet hij toe en voelde het tere nekje van de eekhoorn door zijn krachtige beet verbrijzelen. De geur van haar bloed drong in zijn neusgaten en hij werd zich er plotseling van bewust dat hij honger had. Hij wilde eigenlijk de eekhoorn naar zijn burcht brengen, maar helaas was hij weer eens vergeten waar die was.
Hij pakte het nu levenloze lichaampje op en zocht een rustig plekje in de struiken.
Ach, dacht hij. Nu ze toch niet meer leeft, kan ik haar net zo goed opeten.
Tot zijn verbazing voelde hij zich eens een keer niet schuldig na het doden van een dier.
Ik heb tenslotte een goede daad verricht, dacht hij en zette zijn tanden in de malse bout van het gebroken pootje.
Piet Nusteleijn zegt
Dit sprookje van de vos en het eekhoorntje van Henk van Kalken gaat over goed en kwaad?
Wat wil Henk ons nu duidelijk maken? Of heeft hij zin in een leuk verhaaltje met een plot; soms pakt iets verkeerds, doden, toch goed uit en is het een doodswens in vervulling doen gaan.
Of had de vos zich bij z’n principes moeten houden en hoefde hij het eekhoorntje niet zo nodig te helpen en de natuur z’n gang moeten laten gaan.
Ook in dit verhaal komt “eigenlijk”, het woord, voor. Het wordt heel erg vaak gebruikt.
Eigenlijk wilde de vos niet doden. Eigenlijk niet doden leidt tot doden. Eigenlijk vegetarisch willen zijn blijft vlees eten. Of is er niets mis met van twee wallen eten?
Waar gaat die sloddervos over? Waar gaat ze heen, die vos? Wat drijft haar? Ja, het is een ze.
Henk van Kalken zegt
De kracht van sommige verhalen is wat je er zelf uithaalt of inlegt. Als bij een goede mop: je moet die nooit uitleggen, anders gaat de kracht verloren. En zij is een hij.
Carla zegt
Dank je wel, Henk van Kalken voor dit ontroerende verhaaltje met een diepe gelaagdheid. Een verhaaltje, een sprookje….wat vragen aan mij stelt. Ga ze overwegen.
Henk van Kalken zegt
Buiging