Na de eerste regenbuien, zo’n 3 weken geleden, is het hier zo goed als droog gebleven. Iedere middag zien we de prachtigste luchten om ons heen en aan alle kanten kunnen we de stortbuien uit die luchten omlaag zien vallen, maar in Nong Noi blijft het op een paar spetters na droog. Zo hebben we dus de nadelen van de regentijd en die van het hete seizoen tegelijk. Het gras vliegt de grond uit, want daarvoor zijn die paar spetters genoeg, maar de bomen en andere aanplant moet nog altijd bewaterd worden. Dus moeten we dagelijks zowel water geven als maaien.
Dat moet dan allemaal wel in de vroege ochtenduren gebeuren, want hoewel het niet meer zo absurd heet is, is de luchtvochtigheid zo hoog dat we flink wat lopen te zweten. Zolang de zon achter de wolken blijft is het allemaal nog goed te doen, maar prikt die er eenmaal doorheen, dan is stil zitten en niks doen de enige remedie. Dus zien we het liefste zo veel mogelijk bewolking, maar toch ook weer niet al te veel, want dan kunnen de zonnepanelen de accu’s niet vol krijgen.
Intussen is het dagelijks genieten van allerlei bijzondere verschijnselen. Als eerste natuurlijk dat alles weer fris groen is, in plaats van verdord geel. Onvoorstelbaar hoe dat binnen enkele dagen na de eerste regenbuien al gebeurd is. Om ons heen verandert de activiteit van de boeren. Ze zijn overal bezig de velden weer klaar te maken voor de rijst. Het land wordt geploegd, de dijkjes worden gecontroleerd en waar nodig gerepareerd, hier en daar wordt een slootje bij gegraven. De koeien moeten tijdelijk ruimte inleveren. Nog even en we zijn niet meer omringd door weilanden, maar door een waterlandschap doorsneden met smalle lage dijkjes.
En dan was daar ineens de eerste mango. In mijn dromen zag ik me vaak in een luie stoel onder de mangoboom liggen, af en toe een arm strekkend om er een te plukken. De praktijk is weerbarstiger. Met hak en houweel moet het gat gespit worden waar het mangoboompje in moet komen te staan. Dat moet vervolgens een jaar lang water en liefde krijgen, en bovendien niet per ongeluk worden omgemaaid. Dan is het een meter hoog en verwachten we er nog niets van, totdat er toch één minivruchtje zichtbaar begint te worden. Uiteindelijk ontwikkelt dat zich tot een onverwacht forse mango, die er bij de eerste storm afwaait. Na een paar dagen narijpen mag hij in het ontbijt, dat dan natuurlijk meteen het lekkerste ontbijt ooit is. Nu weer een jaartje wachten op de volgende, maar ooit zal ik onder die boom zitten.
De natuur heeft ook de nodige verrassingen in petto. Zo stikt het ineens van de vliegen, terwijl die er vorig jaar nauwelijks waren. We dachten dat het aan de varkens van buurman Ien zou liggen, maar we horen iedereen er over klagen, dus het probleem is niet alleen het onze. Ook is er een ware invasie van vlinders aan de gang. Dat vinden we dan weer minder erg dan die vliegen, terwijl de vlinders straks wel zorgen voor nageslacht dat onze planten opvreet. Maar ja, de vlinder geeft er veel kleurrijk moois voor terug, terwijl de vlieg niet verder komt dan hinderlijk kriebelen en zoemen. Dan pik je van zo’n vlinder dus wel, wat je van een vlieg niet pikt.
Een fenomeen dat ieder jaar terugkomt is het uitvliegen van de mieren. Kort na de eerste regens komen die massaal uit de grond en zwermen in grote wolken rond straat- en andere verlichting. Het zijn er zo veel dat er altijd wel de nodige per ongeluk binnen de klamboe terechtkomen, aangetrokken door het licht van een mobieltje of tablet. De enige remedie is dan ook om alle lichten en alle apparaten die licht geven, hoe weinig ook, uit te doen en met de kippen op stok te gaan.
Eerder schreef ik al over de urntjeswespen. Die zijn weer volop aan het bouwen. Soms bovenop de urnen van vorig jaar, maar ook op onverwachte plaatsen zoals in de handdoek die bij de wasbak in de open badkamer hangt. Oppassen dus bij het handen afdrogen, want een urntjeswesp is niet agressief, maar je moet niet aan zijn huis komen. Omdat de handdoeken toch zo af en toe in de was moeten, hebben we de urntjes-in-aanbouw er maar afgekrabd voordat ze bewoond gingen worden.
Een andere badkamerbewoner is een kikker, die een vaas met parapluplant heeft betrokken. Zodra het donker is komt hij gezellig over de rand van de vaas hangen, als een flatbewoner die op een zomeravond op het muurtje van zijn balkon leunt.
Een bijzonder verschijnsel dat eigenlijk helemaal niet zo bijzonder is, maar dat voor ons toch steeds weer fascinerend is, is de zon die op het hoogste punt van de dag in het noorden staat. Ergens in april stond hij midden op de dag weer recht boven ons hoofd, en sindsdien is hij op weg naar de Kreeftskeerkring, die noordelijk van ons ligt. Op 21 juni begint hij de terugreis richting evenaar en begin augustus passeert hij Nong Noi weer. Vanaf dan staat hij weer “gewoon” in het zuiden.
Onder de bijzondere verschijnselen valt ook het feit dat de sluitingen van ramen en deuren allemaal weer passen. Vorig jaar rond deze tijd is het hang- en sluitwerk aangebracht. Door wijzigingen in temperatuur en vochtigheid begon dat geleidelijk aan steeds stroever te werken en soms in het geheel niet meer te passen. Nu de luchtvochtigheid weer ongeveer gelijk is aan vorig jaar, loopt alles weer als een zonnetje. Voor een maandje of 3, 4, schatten we zo in.
Het meest bijzondere verschijnsel was wel de spontane fontein op ons landje. Nadat we uit de stad terugkwamen bleek het water te zijn afgesloten. Iemand had de hoofdkraan (die zit hier gewoon ergens buiten, langs de weg) dichtgedraaid. Toen ik hem open zette spoot er een fraaie fontein van ruim 2 meter hoog uit het land. Een vriend van buurman Toey bleek een stukje grond van Toey te hebben afgebrand, in de voorbereiding voor de rijstaanplant. Het vuur trok zich niets van onze afrastering aan en kroop ons land op. Voordat de aansteker dat in de gaten had schroeide het vuur een gaatje in de waterleiding, die hier altijd maar een paar centimeter onder de grond ligt; vriezen doet het hier immers niet. De spontane fontein had als voordeel dat het vuurtje meteen geblust werd, maar Toey moest door zijn vriend worden opgetrommeld omdat hij wist waar de hoofdkraan zat.
Terwijl ik bezig was met het repareren van de waterleiding kwamen Toey en zijn vriend bedremmeld ons landje oplopen. Zwijgend stonden ze achter me tot ik de laatste koppelstukken vast had gemaakt. “Solly solly, friend not know” stamelde Toey. ไม่มีปัญหา (mai mie panha) antwoordde ik in mijn beste Thais, ofwel “geen probleem”. Na nog een aantal verontschuldigingen vertrokken de mannen weer, zichtbaar opgelucht dat we er geen probleem van maakten.
Leuk hoor, al die verschijnselen, maar we willen nu eindelijk wel eens een paar dagen regen.