Ik was gisteren op een nieuwjaarsviering, het was een beetje rumoerig. Ik hoorde een man vertellen over het bezoek aan zijn vader, eerder op de dag. Het was heel naar om te zien, hij is al behoorlijk op leeftijd, krijgt veel pillen om de pijn te bestrijden, en hij poepte ineens op de vloer van de kamer, is toch licht dement, hoorde ik. Gaat het zo slecht met je vader, vroeg ik. Nee joh, ik heb het over mijn hond, met mijn vader gaat alles goed.
Ik ken de hond wel, een enorme zwarte lobbes, misschien wel zestig kilo zwaar. Het dier is al twaalf jaar oud en volkomen afhankelijk van medische zorg. Honden kunnen ook dementeren, zei een ander lid van het gezelschap. De kynoloog beaamde dat, hij neemt geen nieuwe hond meer, sprak hij ook. Dat zei hij twee lobbessen geleden ook. Nee, nu echt, zei hij.
Ik was wel blij dat zijn vader niet op de vloer gepoept had. Maar hij was geschokt door de degeneratie van zijn hond. En het naderende einde dat hij vreselijk vindt. Het komend gemis van zijn hondenvriend. Met kerst was ik in de kantine van een volkstuinvereniging om er een vorkje te prikken. Een vrouw vertelde dat ze wel 200 euro per maand uitgeeft aan medische kosten om haar hond in leven te houden. De hond zelf was er ook, een Labrador. Ook al een relatief oude hond. Een lieverd, die hond dan. De vrouw ook overigens. Zij verdringt het naderende einde, doet net alsof de hond niet steeds door zijn achterpoten zakt. Toen een ander laatst zei dat de hond toch wel erg ziek was, werd ze kwaad, ze werd met een naderend einde geconfronteerd van haar lieveling. Ze kan de dood van haar hond niet aan.
Ik heb een vriendin die in een goed jaar tijd twee honden verloor. De as van de dieren staat in twee urnen voorlopig bij haar in de woonkamer om later op een goede plek uitgestrooid te worden. Het is stil in haar huis.
Een Rotterdamse journaliste schreef een boek over haar dode hond en het gemis dat haar ten deel viel.
Er zijn mensen die keihard zeggen: dan neem je toch een andere, als ze iemand ontmoeten waarvan de hond net is gestorven.
Ik heb zelf een aantal honden gehad. Hertha, een foxterrier, die zeventien jaar oud werd. En Boy, een uit de krachten gegroeide boxer. En korte tijd een hond als logé van een man die vermoord is. Voor een verjaardag kreeg ik van de moeder van mijn kinderen en geliefde een Rottweiler puppy, in die tijd nog met een gecoupeerde staart. We noemden hem Quintus, het vijfde lid van ons gezin. Puppy’s ruiken zo lekker, met name hun oren. Toen Quintus pas bij ons was vrat hij pantoffels op en plaste op de vloerbedekking als ik iets te laat was met uitlaten. Dat vond ik niet erg, een pup is net een baby, maar die heeft een luier om en eet geen pantoffels op. En blaft niet. Maar je moet er wel goed voor zorgen en grenzen aangeven.
Quintus werd mijn grote vriend. Ik liep urenlang met hem door polders en grienden en in het bos. In Buurse, in het grensgebied met Duitsland, door gevaarlijke veengebieden over soms nauwelijks zichtbare paden. Soms met vrienden die ook honden hadden. Grote en soms gevaarlijke honden. Of lieverds, zoals Bela en Katootje, Dalmatische honden, rijst met krentenhonden.
Mijn hond deed geen vlieg kwaad, mijn kleine kinderen sliepen bij hem in de mand. De hond ging altijd met ons mee, ook op vakantie. En als dat niet mogelijk was logeerde hij bij mijn ouders die ook gek op hem waren. Met de jaarwisseling kon ik gerust met hem naar buiten, hij vond het wel gezellig dat geknal en gesis. Bij een kynologenclub- waar ik geen lid van was, liet ik Quintus testen op agressie. Ze vuurden een revolver bij hem af: schotvast, was de conclusie. Hij mocht ook even in een pakwerker bijten en toen vertrokken we weer. Quintus en ik zijn autonomen, polderwezens, een beetje schuw ook. Clubs zijn niks voor ons.
Ik bleef Quintus wel altijd behandelen als hond. Dat vond hij ook het beste. En ik ook. Hij zag mij als de leider van de roedel. Dat gezag moest ik wel waarmaken.
Op een dag lag ik in een ziekenhuis voor een lichte ingreep toen mijn partner mij vertelde dat Quintus vergevorderde botkanker had. Een paar dagen later was mijn vriend dood en werd met mand en al begraven in een bos waar ik vaak met hem wandelde.
Toen ik weer thuis was maakte ik ’s avonds wekenlang een wandeling door een park waar ik voorheen ook met Quintus wandelde. Nu in mijn eentje. Ik werd er psychisch toe gedwongen, kon niet anders. Hondenbezitters hielden hun dieren aangelijnd als ik passeerde in die donkere avonden, als een verdrietige schim in de nacht.
Al mijn honden zijn nog in mijn herinnering, ik zou ze zo nog kunnen aaien, in figuurlijke zin dan. Zo mooi.
Moedig voorwaarts!
G.J. Smeets zegt
Waf.
Monique zegt
Wat mooi! Wij hebben twee weken terug onze 15jarige Viszla in moeten laten slapen. Het was op. Ik steek nu iedere dag een kaarsje aan op zijn plek in de huiskamer en buig elke dag even naar hem, naar de herinnering.
Michel Ball zegt
Vele, vele jaren geleden bracht ik een bezoek aan het hondenkerkhof van Asnières bij Parijs. Je kunt er gemakkelijk komen met metrolijn 13, maar je moet wel zorgen dat je de lijn neemt die aftakt naar Asnières-Gennevilliers, anders kom je in Saint-Denis terecht. Het is heerlijk om te zien hoe oude Parijse dametjes bloemetjes komen leggen op het graf van hun Fifi of Zouzou. Het adres: 4, Pont de Clichy, 92600 Asnières dur Seine, France -https://en.wikipedia.org/wiki/Cimetière_des_Chiens_et_Autres_Animaux_Domestiques
Joke zegt
Mooi. En fijn te lezen dat je ook goede herinneringen hebt aan Bela en Katootje.
Joop Ha Hoek zegt
Ja hoor, ze konden zo leuk lachen, echte lieverds.