Het wordt tijd om uit de kast te komen, ik wil het niet langer voor me houden: Mijn vader zaliger had knechten. Nee, hij had geen lange witte baard en een rode tabberd, of reed over daken met zijn paard, hij was de eigenaar van een bakkerij en zijn knechten brachten het brood lopend achter een bakkerskar- het was de tijd van voor de oorlog, in Rotterdam-Noord en omgeving naar de klanten. Mijn vader was de baas, de knechten het transport, ook hielpen ze in de bakkerij met bakken, poetsen en vegen. Zonder knecht geen brood op de plank.
Mijn vader sprak later regelmatig in die zin met ons zijn kinderen over zijn personeel- zonder dat het denigrerend overkwam, maar met sommigen was hij ook bevriend. In die tijd was knecht een normale hoedanigheid en geen geel hesje ging voor hun belangen de straat op. Mijn vader had de bakkerij in een tijd van grote armoe onder de bevolking. Zijn knechten schreven in een geel notitieboekje op hoeveel brood ze hadden geleverd aan de klanten van mijn vader. Een keer in de zoveel tijd werd er afgerekend tot het moment daar was dat de arbeiders ook hun brood niet meer konden betalen en mijn vader failliet ging.
Er is tegenwoordig veel te doen over de helpers van Sinterklaas. Niet hun werkzaamheden staan ter discussie maar het feit dat ze zwart (geschminkt) zijn en soms als idioten praten, brabbelen. En in een onderdanige positie verkeren, slaven worden ze door sommigen wel genoemd. Van mij mag er in een klap een eind gemaakt worden aan de discussie door de knechten niet meer te schminken. Ze mogen ook assistenten genoemd worden. James mag ook, in plaats van Piet.
Wat zegt het woordenboek erover: Een knecht is iemand die als beroep hulptaken uitoefent die ter ondersteuning dienen van een hoofdtaak. Voorbeelden van knechten zijn de boerenknecht, stalknecht of paardenknecht. Deze knechten, waarvan er soms meerderen op een boerderij werkzaam waren, waren in het algemeen intern bij de boer gehuisvest. Vaak hadden ze een werkpaard te verzorgen. Deze dieren moesten zeer vroeg in de ochtend gevoederd worden waarna het enkele uren duurde voordat het paard bij werkzaamheden kon ingezet worden. Daar ze intern waren konden ze niet gehuwd zijn. Als een knecht trouwde kon hij zijn werkzaamheden niet meer verrichten en werd hij ontslagen, maar soms kon hij als landarbeider bij dezelfde boer aan de slag. Een enkele maal nam een bekwame knecht de boerderij van zijn baas over, als er geen opvolger voor deze was.
Andere knechten waren de bakkersknecht, de slagersknecht enzovoort. Deze mensen voerden eveneens hulptaken uit, dienden soms als loopjongen, maar vaak ook leerden ze gaandeweg het vak, dus waren het eigenlijk leerjongens. Bekend is in dit verband ook de molenaarsknecht, die zozeer tot de verbeelding spreekt dat hij optreedt in menig sprookje.
Soms werd het woord knecht, evenals het woord loopjongen als pejoratief gebezigd. Een knecht werd immers als iemand van een lagere stand beschouwd. Dit is de reden waarom het woord niet zo vaak meer in positieve zin wordt gebezigd. Men spreekt liever van assistent.
In tal van gezegden komt het woord in negatieve zin voor. Bij knechting denkt men vaak aan slavernij, hoewel een knecht gewoon in loondienst was.
In de zin: niemands meester niemands knecht ligt de trots besloten van een eenvoudig mens die zich desondanks niet laat knechten maar evenmin bereid is om anderen te onderdrukken.
Hoe ging het verder met mijn vader nadat zijn knechten hem door het faillissement waren ontvallen? Met een, Dirk, bleef hij bevriend tot zijn dood. Mijn vader werd opleider in de haven, een kras. Hij werd arbeider, werknemer zouden ze tegenwoordig zeggen. Arbeid adelt, dat gold zeker voor mijn vader.
En de gele hesjes in Frankrijk, België en Nederland laten met hun acties zien dat ze nog bestaan. De uit dure woningen en wijken verdreven arbeiders. De knechten.
Moedig voorwaarts!
Daishin zegt
Ik hoorde vorig jaar een reportage op de radio op 6 december. De verslaggever ging langs een school en vroeg aan de kinderen wat ze van Sinterklaas hadden gehad.
Een playstation, een ipad, lego antwoordden de kinderen enthousiast.
Er was 1 jongen die stil in een hoekje zat. Wat heb jij gehad vroeg de verslaggever. De jongen antwoordde bedeesd: Een chocoladeletter.