Vandaag was ik in Het Oude Noorden van Rotterdam, mijn geboortestad, net zo beroemd als De Jordaan van Amsterdam. Ik reed door de Zwartjansstraat en ineens zag ik: Van Haren, schoenen. In de tijdcapsule in mijn geest reisde ik in een flits terug naar het Rotterdam van na het midden van de vorige eeuw, toen ik en de andere kleine kinderen van mijn ouders met mijn moeder als de kinderbijslag binnen was meestal in de vroeger avond schoenen bij Van Haren gingen kopen. Nooit tussendoor, daar was geen geld voor in ons arbeidersgezin. Met de oude schoenen met gaten in de zolen gingen we de winkel in en kwamen eruit met de nieuwe in de doos op weg naar de martelgang van het inlopen. En een ballon met een poppetje erop aan een koperen stangetje in de vuistjes geklemd.
Vandaag is mijn moeder jarig maar ze is ook dood, ik mis haar wekelijks en dat gemis wordt steeds erger nu de Heer van de dood, zoals mijn boeddhistische leraar dat noemt, mij heeft aangeraakt nu ik in de herfst van mijn leven ben aangeland. Heel vaak wil ik even bij haar op bezoek, effe een bakkie doen of haar bellen om te vertellen hoe het met me gaat en dat ik vandaag bij de oliebollenkraam van Vissers mijn eerste zak oliebollen heb gekocht en dat ik er wel goed aan toe ben en mij zoals Nietzsche dat noemt geestelijk aan het verheven ben zonder het aardse te verlaten.
Mijn ouderlijke woning is al lang niet meer ouderlijk, het is voormalig. Zelf ben ik postuumwees. Ik besef dat ik leef omdat mijn moeder zo goed voor me zorgde, toen ik in haar buik zat er ook erna. Ze was een kanjer. Grietje was haar naam.
Moedig voorwaarts!