Er heerst paniek in Nederland. Grote drommen mensen verlaten huis en haard en keren oostwaarts. Het is druk op de wegen. In allerijl wordt het politiekorps ingezet om alles in goede banen te leiden. Overal verkeersopstoppingen,overvolle rijbanen met auto’s, bussen, motorrijders, kortom een volledige chaos.
Helikopters bewaken vanuit de lucht de immense verkeersstroom richting Oost-Nederland. Plaatselijke motoragenten komen uit de dorpen aansnellen om de verkeersstroom de goede kant op te leiden. Helaas bevind ik mij ook in deze onverwachte en buitenproportionele file en ik kan geen kant op behalve de stroom lijdzaam te volgen. Na enkele uren in deze chaos te hebben gezeten bereik ik eindelijk een groot terrein met allemaal uitzinnige mensen. Er is feest, er wordt iets gevierd, maar door de grote menigte kan ik niet zien wat er aan de hand is. Het is donker en ik loop het festivalterrein op. In het midden ontwaar ik een soort berg en aan de kanten vinden allerlei activiteiten plaats. Er wordt van alles verkocht vanuit kleine marktkraampjes: bier ,worst, broodjes en andere versnaperingen. In het hoekje van het terrein staat een kraampje en warempel zie ik daar een bekende Nederlander die rookwaren verkoopt. “Koop bij mij” schreeuwt hij, “ik rook bewust” komt er nog achteraan. ”Koop bij mij en rook verstandig. Ik verkoop alleen teer-en nicotine-arme sigarrrrrettennnnn!!!!!”, schreeuwt hij.
Een stukje verder op het terrein is men aan het palingtrekken. Daar word ik onpasselijk van en loop snel door, maar verderop word ik weer geconfronteerd met een afschuwelijk schouwspel: een jubelende menigte staat rondom een spel met ganzen, echte levende ganzen. Snel loop ik door; ik wil het niet zien. En ineens bots ik hard tegen een beer van een kerel op met in zijn ene hand een pul bier en in zijn andere hand een dikke bolknak. Verbouwereerd door de botsing probeer ik mij uit de situatie te redden en vraag hem waar ik terecht ben gekomen en wat men hier zoal doet.”Nou wijfie”, buldert hij, “dit is ons jaarlijks feest, wij vieren hier allerlei vette feesten”. “Ja maar “, stamel ik, “ dat kan toch niet met die dieren? “. ” Wijfie, dat is traditiee“, schreeuwt hij en slaat zich met bolknak en al stevig op de borst. Dan zet ik het op een lopen, ik wil zo snel mogelijk weg hier. Al rennend wordt het steeds warmer, voor mij zie ik een vuurzee opdoemen , de berg staat in de fik en er staan allemaal mensen omheen. Lieve hemel ik waan mij in het inferno, het is loeiheet en dikke rookwolken belemmeren mij het zicht. Ik moet echt het vuur uit de klompen lopen om mezelf in veiligheid te stellen.
Dit is de hel. De rook beneemt mij de adem en strompelend en rennend probeer ik een uitweg te vinden. En ik bedenk intussen dat die vuurzee dan ook wel bij de traditie zal horen…plots een klap, ik val, waar ben ik?
Oeps, ik zit op mijn meditatiekussen en ben achterover tegen de muur gevallen. Het duurt even voordat ik snap wat er is gebeurd. Alle berichtgeving van die dag over “Hollanders” die naar Gelderland zouden zijn gegaan voor de paasvuren, de tradities waarover men sprak en het onbegrip daarover zijn tijdens een slaapje een eigen leven gaan leiden.