Er is nog nooit zoveel kennis en welvaart voorhanden geweest als nu en tegelijk blijven we grotendeels doen alsof we nog altijd vooral economisch moeten functioneren. Of er nu schaarste is of overvloed, we blijven ons afbeulen. Zomaar gaan zitten is nutteloos, behalve op een terras als we op vakantie zijn, want daar hebben we tenslotte voor gewerkt.
Als we onze welvaart, het werk dat daarvoor nodig is en de goederen die daaruit voortkomen gelijk over iedereen zouden spreiden, hadden we elk met een paar uur werk per dag voldoende om comfortabel te leven. Diep in ons weten we dat. We weten dat we collectief rijk zijn. Wie voldoende werkt en voldoende heeft, weet dat hij niet méér zou moeten werken om nog meer bezit te verzamelen. Er zijn ondertussen genoeg robots en digitale programma’s om saai werk voor ons te doen. We weten dus in feite dat we in staat zijn om ons werk zo te organiseren dat het leuk is, dat we zouden kunnen werken omdat die bezigheid op zich al verrijkend is voor onze eigen ontwikkeling en voor het welzijn van anderen. Het paradijs van werk als speeltijd ligt vlak achter de hoek.
Wie niet genoeg heeft, weet dat anderen gemakkelijk wat werk aan hem zouden kunnen overlaten. Om niet te moeten bedelen en zelf te kunnen verdienen wat nodig is. Toch blijven we doen alsof werk en bezit schaars zijn en we eerst economisch nog moeten groeien, voor iedereen voldoende heeft. We aanvaarden dat we onze tijd moeten besteden aan vaak teveel werken en vervolgens aan vaak teveel uitgeven. Wie geen werk heeft moeten aanvaarden om dankbaar te zijn voor de bezittingen en voorzieningen waarvoor anderen gewerkt hebben.
Dit merkwaardige bestaan houden we in stand zolang we denken dat we vooral individueel moeten functioneren. Zo werkt ons ego, dat zich baseert op de illusie dat we allen van mekaar afgescheiden eilandjes zijn. Boeddhisme is een poging om met de realiteit van het menselijk lijden om te gaan door de illusies van ons ego te doorzien. We moeten ook doorzien binnen welke maatschappelijke illusies we leven. Een maatschappij die vooral individualisme aanwakkert, zadelt ons op met een continue paradox. We moeten blijven functioneren binnen een collectieve structuur die individuele lijden in stand houden.
Lijden vraagt een juiste analyse van onze situatie en de juiste verandering van ons gedrag. Boeddha wou zijn leer toegankelijk maken voor iedereen. Zowel voor zij ‘met scherpzinnige vermogens als zij met doffe vermogens.’ Zijn oplossing voor dit probleem was de leer te vertalen in een praktijk van ‘vaardige middelen.’ De toepassing daarvan zijn zes ‘perfecties’ (paramita’s).
- Vrijgevigheid als een middel om ruimte en vriendelijkheid aan jezelf en anderen te geven
- Geduld als een middel om niet ontmoedigd raken wanneer onmiddellijke resultaten uitblijven
- Discipline als een middel om enkel dat te doen wat het meest passend is voor jezelf en anderen
- Inzet als een middel om enthousiast te doen wat goed en het meest passend is voor jezelf en anderen
- Concentratie als een middel om aandachtig te zijn
- Wijsheid als een middel om in te zien dat alles en iedereen in de wereld met elkaar verbonden is
- En wijsheid kan niet zonder mededogen, mededogen is een middel om wijsheid te versterken, opdat meer wijsheid dan weer leidt tot meer mededogen…
Op die manier kunnen we wel bezig blijven, een leven lang. Maar, is er een zinniger bezigheid dan vaardig proberen te zijn in alles wat we doen? Zowel in serieus en verantwoord werken als in ‘zomaar’, onbekommerd spelen? Is ook zomaar spelen niet de voorwaarde voor creativiteit? En is spelen op zich tegelijk geen trainen van vaardigheid? Kinderen weten dat nog niet, sportlui en kunstenaars bijvoorbeeld wel. Nu nog de rest van ons.
Lut Van Schoors zegt
Zinvol en inspirerend artikel, dank daarvoor!
Ardan zegt
Goed artikel. En helemaal mee eens.