Nog steeds, ook op de klimaatdemonstratie van 19 juni jl., ziet men groepen in het zwart geklede jongeren mee demonstreren die zich presenteren als vertegenwoordigers van het anarchisme. Deze groepen kunnen in het buitenland erg agressief optreden en zelfs banden onderhouden met extreemrechts. Vele oppassende burgers zien het anarchisme aan voor een uiting van jeugdige overmoed, die vanzelf wel zal overgaan. Hoe kun je immers een staat besturen zonder regering? Was het anarchisme niet een soort extreem communisme en hebben we niet gezien dat het communisme gewoon een slecht systeem is?
Ik heb niet de indruk dat er in het huidige middelbaar onderwijs veel woorden aan het anarchisme worden besteed. Men wil geen slapende honden wakker maken, maar de jeugd daarentegen op het hart drukken het beste uit zichzelf te halen om zich met de zuur verdiende centjes het eeuwige geluk aan te schaffen bij winkels als Action en Primark. In de 19e eeuw was het anarchisme echter een belangrijke politieke stroming. Sommige initiatieven, zoals bijvoorbeeld de bank van Proudhon, zijn in de negentiger jaren zelfs teruggekeerd in de vorm van lokale munten en het anarchisme zal ongetwijfeld in de toekomst nog velen inspireren. Daarom is het mooi dat Uitgeverij Noordboek het heeft aangedurfd om een nieuwe vertaling van de belangrijkste teksten van Michael Bakoenin te publiceren. Bakoenin was naast Kropotkin een van de sleutelfiguren van de anarchistische beweging.
Van vaandrig tot anarchist
Bakoenin werd geboren in 1814 en overleed in 1876. Hij was van Russische adel en zijn vader was vrijmetselaar. Zoals vele van zijn soortgenoten volgde hij eerst een officiersopleiding in Petersburg. Op zijn 21e begon hij aan de universiteit van Moskou een studie filosofie. Aanvankelijk was hij in de ban van Hegel, maar dat duurde niet lang. Op zijn 28e publiceerde hij onder pseudoniem zij eerste revolutionaire tekst. Een jaar later woonde hij in Parijs en nam deel aan discussies over de wenselijkheid van een revolutie. Al gauw werd hij als een gevaar beschouwd door de Russische politie en door spionnen in de gaten gehouden. Zijn grote voorbeeld was Pierre -Joseph Proudhon (1809 – 1865).
Proudhon betoogde dat geen mens van nature het recht had om gezag uit te oefenen over een ander mens. Hij was daarom een voorstander van arbeiderszelfbestuur, waarbij de leidinggevenden door de arbeiders zelf voor een beperkte periode worden gekozen. Dit model is in Spanje een tijd lang vrij succesvol geweest, totdat de anarchistische beweging door Franco en het verraad van de communisten werd verslagen en verboden.
Gevangen en ontsnapt
Bakoenin bleef in verschillende landen actief in revolutionaire bewegingen. Al in 1844 werd hij in Rusland bij verstek veroordeeld. In 1849 werd hij in Chemnitz gearresteerd en in 1851 aan Rusland uitgeleverd. Hij werd verbannen naar Siberië, maar ontsnapte in 1861 en keerde terug naar Europa. In 1866 kreeg hij het met Marx aan de stok. Marx wilde het privé-eigendom van de productie-middelen of fabrieken afschaffen en alle bronnen van de economie aan de staat in eigendom geven. Dit is inderdaad in de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China gerealiseerd. Bakoenin zag de gevaren hiervan in. Hij voorzag dat het volk in plaats van door kapitalisten zou worden geterroriseerd door een corrupt legertje bureaucraten. Hij heeft helaas gelijk gekregen. Vrijheid moet volgens hem gebaseerd zijn op solidariteit. Het is niet het uitgangspunt van de revolutie, maar het uiteindelijke doel. Het is met andere woorden niet zo dat de mens vrij wordt geboren, maar dat vrijheid het resultaat kan zijn van een gemeenschappelijk streven. In de ideale maatschappij maken wij elkaar vrij.
God en de Staat
Aan het einde van zijn leven heeft Bakoenin geprobeerd om zijn visie in een dik boek samen te vatten. Het werd een uit vier delen bestaand werk: ‘Het Knoeto-Germaanse Keizerrijk en de Sociale Revolutie’, waaraan Bakoenin tussen 1870 en ’72 gewerkt heeft. Het hoofdstuk ‘God en de Staat’ dat in de uitgave van Noordboek nu is vertaald, maakt deel uit van het tweede deel ervan.
Volgens Bakoenin vormen God en de nationale regering de twee belangrijkste vijanden van het volk. Hij schreef op bladzijde 28: “Als we de economen mogen geloven, zou het volk zelfs net zo kleinzielig en uitgeblust moeten zijn als de kleine burger (bourgeois) zodat het niet eens meer de behoefte gevoelt om te ontsnappen. Desalniettemin heeft het volk maar liefst drie manieren om dat laatste te doen. Twee daarvan berusten er weliswaar op fantasie, maar de derde is echt.
De twee eerste zijn de kroeg en de kerk – lichamelijke en geestelijke liederlijkheid. De derde manier is de sociale revolutie.”
Het christendom krijgt er in deze tekst behoorlijk van langs. Voltaire zei eens dat als er geen God bestond men hem moest uitvinden, Bakoenin corrigeert dit: als er een God bestond moest men hem afschaffen (bladzijde 41). Hij is de filosoof van de vrijheid en ervan overtuigd dat macht corrumpeert. Geen mens mag meer macht hebben dan een ander. Als er leiding moet worden gegeven, dan moet de macht vrij uitwisselbaar zijn. Ook de wetenschap mag geen dictaten opleggen. Zij is erg nuttig, maar ze mag geen politieke macht worden. Daarom moet ze aan iedereen ter beschikking staan. Het leven zelf is belangrijker dan de wetenschap, die altijd onvolmaakt is omdat ze mensenwerk is. Onderwijs de beste manier om de resultaten van de wetenschap aan het volk ter beschikking te stellen. Religie moet volgens hem worden overwonnen, want deze is niet meer dan een fase in de menselijke ontwikkeling naar zelfbewustzijn en zelfbeschikking. Het christendom is volgens Bakoenin een afstomping van de geest, omdat de mensheid in zijn evolutie dit stadium al achter zich had gelaten.
De revolutie
Het doel van de revolutie is volgens Bakoenin: “Het zodanig inrichten van de maatschappij dat ieder ter wereld komend individu, man of vrouw, vrijwel gelijke mogelijkheden krijgt om zijn verschillende capaciteiten te ontwikkelen en daarvan bij zijn arbeid gebruikt te kunnen maken” (bladzijde 126, toespraak 1867). Bakoenin had weinig waardering voor Rousseau, hij vond hem schijnheilig. Het idee van een oorspronkelijk maatschappelijk verdrag, zoals Rousseau en anderen dat veronderstelden, vond hij absurd. Het is volgens hem een ontkenning van de samenleving ten gunste van de staat. De staat is een kunstmatig verzinsel, dat achteraf is bedacht, zij parasiteert op de samenleving en onderdrukt de mensen. Het grote misverstand van Rousseau is dat hij de mens ziet als een eenling, een op zichzelf bestaand eenzaam wezen dat vervolgens door omstandigheden gedwongen wordt om met anderen samen te leven.
Kritiek op het individualisme
Volgens Rousseau worden de individuele mensen in het maatschappelijk verdrag verenigd waardoor zij samen de Staat vormen. Dit zijn dus, concludeert Bakoenin: “Volkomen zonderlinge en tegenstrijdige wezens. Aan de ene kant zijn deze mensen begiftigd met een onsterfelijke ziel en aangeboren vrijheid of vrije wil. Het zijn daarom oneindige absolute en als zodanig in en door zichzelf complete wezens die zichzelf genoeg zijn en niemand nodig hebben, uiteindelijk zelfs God niet, omdat ze zelf in hun onsterfelijkheid en oneindigheid goden zijn. Maar aan de andere kant zijn het grove, materiële, zwakke, onvolmaakte en beperkte wezens, die volkomen onafhankelijk zijn van de hen omringende natuur, die hen voortstuwt, meesleept en vroeg of laat wegneemt. Vanuit het eerste gezichtspunt hebben zij zo weinig behoefte aan een maatschappij dat deze vooral een belemmering schijnt voor de volheid van een wezen, hun volmaakte vrijheid” (bladzijde 138).
Het idee van een onsterfelijke ziel is volgens Bakoenin in tegenspraak met het dagelijkse leven. De mensen zijn gewoonlijk niet erg creatief en ze hebben elkaar bij alles nodig. Hun leven wordt door het noodlot en materiële omstandigheden bepaald. Wie gelooft in de onsterfelijke ziel plaatst eigenlijk de vrijheid van de mens aan het begin van de geschiedenis en de slavernij aan het einde. Bakoenin wil dit omdraaien voor hem is de menselijke vrijheid het uiteindelijke doel van de geschiedenis. De belangrijkste werktuigen daartoe zijn de opvoeding en het onderwijs. “Ik kan mij alleen vrij noemen hem voelen in aanwezigheid een tegenwoordigheid van andere mensen”, schreef hij op bladzijde 146. Op bladzijde 148 benadrukt hij: “… ik ben niet werkelijk vrij wanneer niet alle menselijke wezens om me heen, mannen en vrouwen, eveneens vrij zijn. De vrijheid van anderen is in het geheel geen beperking of ontkenning van mijn vrijheid, het is juist een noodzakelijke voorwaarde en bevestiging ervan. Ik word slechts werkelijk vrij door de vrijheid van anderen, en wel zo dat naarmate de vrije mensen om mij heen talrijker zijn en hun vrijheid dieper en groter is, mijn eigen vrijheid omvangrijker, dieper en groter wordt.”
Volgens Bakoenin zijn er drie ontwikkelingsmomenten in de geschiedenis van de mens:
- de ontwikkeling van alle mogelijkheden en vermogens voor iedereen, hetgeen wordt bereikt door opvoeding, onderwijs en welvaart,
- het verwerpen van elke autoriteit, religie of gezag, dit is de taak van de revolutie, en
- de hervorming van de mens zodat hij bewust de bron is van de autoriteit die hij aan andere toekent.
Bakoenin wilde daarbij de Staat afschaffen omdat deze kunstmatig is. Vrijheid moet volgens hem niet afgedwongen worden door een onderdrukking van de Staat en zijn wetten, maar tot stand komen door de inrichting van het maatschappelijk milieu. Dit is een inrichting die niemand de mogelijkheid geeft zich boven anderen te verheffen of anderen te overheersen. Iemand mag echter wel gezag krijgen door de natuurlijke invloed van zijn intellectuele en morele kwaliteiten (bladzijde 155).
Conclusie
Het boek leest prettig en de vertaling laat niets te wensen over. Ik zou echter het tweede gedeelte met de kortere teksten vooraan hebben geplaatst, omdat daar de standpunten duidelijker naar voren komen. Bakoenin ontpopt zichzelf daarin als een filosoof met een serieuze kritiek op de metafysica die aan veel politieke standpunten ten grondslag ligt. Zijn nadruk op de samenleving ten gunste van de politiek is helaas te snel vergeten. Zijn kritiek op de ziel en de aangeboren vrijheid van de mens is nog steeds actueel. Mensenrechten zijn bijvoorbeeld geen natuurlijk gegeven, want er is geen autoriteit die deze kan verlenen. God is dood en voor boeddhisten heeft Hij nooit bestaan. Mensenrechten zijn een verzinsel, maar ze kunnen werkelijkheid worden als wij ze als opgave zien en proberen anderen hun rechten op vrijheid te gunnen.
Revoluties worden vaak gezien als romantische fantasieën, maar je kunt ze ook zien als interessante experimenten. Natuurlijk zijn er altijd bureaucraten die bang zijn voor verandering en die met sadistisch genoegen de kiemen van fris idealisme vertrappen. Bakoenin keek bijvoorbeeld met sympathie naar de Commune van Parijs. Met hem kunnen we het nu betreuren dat de Commune niet de gelegenheid heeft gehad om zich te bewijzen.
De vraag is of je niet tegen de vrijheid ingaat als je door een revolutie verandering wilt afdwingen. Misschien is vrijheid geen knopje dat je aan of uit kunt zetten, maar meer een kwestie van dosering. Michel Foucault heeft bovendien laten zien dat macht onmisbaar is voor een samenleving. Vandaag de dag is het niet de staat maar het kapitaal dat een onrechtmatige van macht bewerkstelligt. Dat betekent echter wel dat de verdeling van macht nog steeds een heikel punt is, dat voortdurend onze aandacht vraagt. Hierbij kan het werk van Bakoenin ons nog steeds veel leren.
Tantra Hardrock zegt
Haha
Waarom worden jullie nu ineens anarchistisch?
Ja, Bakoenin. Op mijn 20ste wilde ik weten waar de (A) symboliek voor stond. Toen kwam ik uit bij Bakoenin en ik heb toen God en de staat gelezen. Een audio boek, op youtube
https://www.youtube.com/watch?v=0ImZhhKrteA&t=64s
Ik heb niet de indruk dat er in het huidige middelbaar onderwijs veel woorden aan het anarchisme worden besteed.
Mee eens. Maar dat is niet gek. Het onderwijs is een uitwas van de staat. De staat gaat niet haar eigen graf graven. Maar, hiermee moeten ze wel een vorm van censuur toepassen. Ze leren de kinderen niet over alternatieve manieren van kijken naar de wereld. Dit maakt dan brave burgers van ze, in hun latere ‘werkzame leven’. Zelfs als je filosofie studeert, leer je niets over anarchistische theorie. Wat vreemd is. Ik denk dat mijn leraar filosofie, er een beetje bang voor was, toen ik het met hem erover had. Als we ‘de jeugd’ anarchisme uitleggen, leggen ze de boel plat en gaat alles uit de hand lopen, denkt men. Maar, ze vinden het toch wel, in tijden van het internet.
Vandaag de dag is het niet de staat maar het kapitaal dat een onrechtmatige van macht bewerkstelligt.
Staat en kapitaal, kunnen niet zonder elkaar. Kapitaal kan bestaan, doordat de staat het afbakent en bestendigd.
Bakoenin’s economische theorieën zijn vormgegeven, tijdens de Spaanse burgeroorlog, in collectivistische experimenten. In die chaos, kon men het uitproberen. Er is veel over geschreven. Economisch gezien, staat Bakoenin een soort radencommunisme voor. Een communisme zonder centraal gezag.
Maar…Voor deze tijd is een ideoloog als Pierre Joseph Proudhon relevanter dan Bakoenin. Dit omdat Proudhon veel meer uit gaat van een gradueel, vrijwillig, vredig proces van oppositie en de creatie van maatschappelijke alternatieven. Ik denk dat meer past bij de postmoderne tijd. Zijn theorieën zijn ook succesvol toegepast in Europa, in de vroege 19de eeuw.
Tantra Hardrock zegt
en zelfs banden onderhouden met extreemrechts
Dit is trouwens niet waar. Anarchisten onderhouden geen banden met extreem rechts. Moderne anarchisten onderhouden soms wel banden met communisten.
En, sommige moderne anarchisten onderhouden banden met de liberale denkers. Ze zoeken bondgenoten in liberale kringen, of marxistische/communistische kringen.
Nooit in extreem rechtse kringen.
Ik ben trouwens zelf geen anarchist, maar ik weet gewoon het een en ander van de theorie, ik heb veel gelezen.
Dat anarchisme in de 19de eeuw heel groot was, is ook waar. Het waren miljoenenbewegingen, de anarchistische vakbonden etc. Daar is nu niet zoveel meer van over.