Afgelopen week heb ik een zevendaagse zenretraite gedaan op de Noorder Poort. En in zo’n week waarin we de hele dag mediteren (zitmeditatie, loopmeditatie, eetmeditatie) en in stilte zijn, wordt je helemaal aan jezelf overgeleverd. Een zelf waarvan je geacht wordt er niet al te hard in te geloven.
En dus mediteren we lange dagen achter elkaar en contempleren we op een koan*. Zodat dat ego van ons steeds meer naar de achtergrond verdwijnt. Steeds zwakker wordt. Misschien uiteindelijk helemaal verdwijnt.
Bij mij thuis heb ik zeven konijnen. Ik heb een groot stuk tuin afgezet waar ze naar hartenlust kunnen graven, rennen, gras eten en chillen in de zon. Gewoon waar ze fijn ‘konijn kunnen zijn’. En ik geniet er heel erg van om daar naar te kijken. Maar wat me nou heel erg verbaast bij die konijnen is dat ze allemaal verschillend zijn. Ik bedoel niet de uiterlijke kenmerken, dat de ene bruin is, een andere zwart of wit, of vlekjes heeft, nee, ik bedoel dat ze allemaal echt ánders zijn. Ik dacht altijd dat een konijn gewoon een konijn is. Net zoals ik dacht dat muizen gewoon muizen zijn. Maar dat is dus echt niet zo. Ik heb een bazig konijn, een wat onhandig konijn, een heel slim klein konijn, een konijn die vinnig is, een stuurs konijn en een heel lief zachtaardig konijn.
Dus vraag ik me dan af: Is dat een karakter? Heeft een konijn een karakter? Ja, waarschijnlijk dan wel. Een kat heeft toch ook heel duidelijk een karakter. En een hond ook.
En ik begin hierover omdat dat me ineens nu in de sesshin** zo duidelijk maakt dat ‘karakter’ iets anders is dan een ego. Want konijnen hebben toch geen ego. Voor een ego heb je een reflecterend vermogen op jezelf nodig. En dat hebben konijnen niet.
In zo’n sesshin maken we lange dagen waarin er een vast ritme is van zitmeditatie, loopmeditatie, sanzen*** , maaltijden. Elke dag hetzelfde programma. Helemaal in stilte. En na een paar dagen komt iedereen als vanzelf bijna, in een zijnstoestand in plaats van in een doe-toestand. Die scherpe ego-kantjes zijn er steeds meer afgeslepen.
En dat is het punt dat we beginnen te ‘mensen’.
We ‘mensen’. Als werkwoord. Zoals een konijn ‘konijnt’. Zo ‘mensen’ wij. En in één van die sesshindagen, ik geloof dat het de derde of de vierde dag was, ervoer ik dat bij mezelf ook heel duidelijk.
Het was met de tweede sanzen. Op de derde dag. En ik kreeg ineens een lumineus idee. Ik zou Jiun roshi**** een wit papiertje geven. Een leeg briefje zogezegd. Want mijn koan is: ” kenmerken zijn in feite niet kenmerken”. Ik gaf het haar toen sanzen afgelopen was, en ik buiten de deur op haar stond te wachten. En ze keek er naar, draaide het om, en keek me verbaasd aan. Ik begon te grinniken. Maar zij niet. Ze lachte niet. En dus liep ik snel weg. Uit schaamte.
En toen, de volgende zitting, toen ik daar zat met dat verwarrende gevoel van schaamte en dat ik mezelf wel voor mijn kop kon slaan dat ik zo stom was om lollig proberen te doen. Toen ineens kwam daar een totaal ander gevoel (of was het een ervaring?) voor in de plaats.
Ineens voelde ik heeeeeeel duidelijk wie dat ik is. Wie dat ik is, dat ik Marja noem, of Marjita. Die mens die was daar gewoon zo totaal aanwezig. Maar zonder schaamte, zonder oordeel. Zonder ego eigenlijk dat overal op reflecteert en conceptualiseert.
Nee dit was een veel levendiger toestand. Een gewoon-zijn-toestand.
Het was een soort ruimte van volledig zijn wie ik ben. Er was niet de neiging me te willen herstellen. Niet de neiging het goed te maken. Er daalde een totale rust op me neer van ‘zijn wat ik ben’.
En met dat inzicht in mezelf, zag ik ook al die andere mensen, die daar zaten. De mensen die zij zijn. Niet de ego’s. Maar de mensen.
Dit gebeuren met die schaamte gaf me zo’n duidelijk beeld van de verwarring waar we meestal in zitten. Verwarring omdat we ons identificeren met ons gevoel. Omdat we betekenis hechten aan kenmerken en eigenschappen.
En als we dat niet meer doen, als we geen betekenis meer hechten aan de kenmerken die we hebben, zijn kenmerken in feite niet-kenmerken. En zo heb je bazige mensen, onhandige mensen, slimme mensen, vinnige mensen, stuurse mensen, lieve en zachtaardige mensen, noem maar op. Eigenlijk net als bij konijnen. En feitelijk was dat mijn belangrijkste inzicht deze week: wij mensen zijn eigenlijk net konijnen. Als we maar lang genoeg mediteren.
*koan: koans zijn een soort raadsels die bedoeld zijn om het rationele denken te stoppen. In zen wordt een koan gebruikt om een inzicht te geven in de ware aard van de geest.
**sesshin: zenretraite.
***sanzen: Betekent naar een zenmeester gaan om instructie te krijgen. Het is een privé interview tussen student en zenmeester. In een zevendaagse sesshin wordt er vier keer per dag sanzen gegeven.
****Jiun roshi: Roshi is een Japanse aanspreektitel, veel gebruikt in het zenboeddhisme. Het betekent oud (ro) en leraar (shi). Jiun Hogen is de naam van onze zenmeester (van de Noorder Poort). Afgekort wordt het dus Jiun roshi.
Siebe zegt
De Ego-notie (asmi mana) wordt in de Pali sutta’s niet gezien als “de” oorzaak van lijden, maar tanha.
Het nadeel is, vind ik, dat de focus op Ego als oorzaak van lijden waarschijnlijk ook een afwijzingen introduceert van Ego, een veroordeling, normativiteit. Dit is echt niet aanwezig in de Pali sutta’s heb ik gezien. Ego notie (asmi mana) wordt in de Pali sutta’s gezien als normaal menselijk. Sterker, zelfs als behulpzaam op het Pad. Uiteindelijk wordt het veroorzaakt door een neiging (mana anusaya). De neiging te gaan verbeelden/voorstellen. Deze neiging kan verdwijnen.
Maar vooral het normatieve dat aan Ego kleeft, maakt de focus op Ego als oorzaak van je lijden of andermans lijden ongelukkig vind ik. Op een bepaald moment zie je overal Ego’s als aanstichter van mentale, verbale en fysieke activiteit. En precies dan ben je ver verwijderd van wat volgens mij echt waar is en de Boeddha leert: Er zit juist geen Ego als aanstichter achter die activiteit.