De uiteenzetting over vaardige middelen roept meteen de vraag op: en de waarheid dan? Is dit geen bedrog? Goed bedoeld, dat wel, maar het blijft een loopje nemen met de waarheid.
Het is deze vraag die het Lotus Sutra oproept en ook meteen beantwoordt. Lang voor de moderne taalfilosofie vertelt het Lotus Sutra ons dat iedere propositionele waarheid communicatief van aard is en daarmee dus nooit een absolute waarheid uitdrukt.
In communicatie zijn er per definitie steeds twee perspectieven die de werkelijkheid anders waarnemen en uitdrukken. Wat een vaardig middel vaardig maakt is het vermogen zich aan te sluiten bij het perspectief van de ander, de taal van de ander te spreken en op die manier naar de uiteindelijke werkelijkheid te wijzen. De kinderen in het brandende huis hadden alleen oog voor speelgoed, de verloren zoon kon zich zijn eigen rijkdom niet voorstellen. Hoe vaardig ook, de andere kant in de communicatie, het bevattingsvermogen van de ander blijft essentieel. Daarom heeft het geen zin de 5000 die weggaan en niet willen luisteren tegen te houden.
Met onze enorme gehechtheid aan een propositionele waarheid is dit een moeilijk te slikken pil. Het Lotus Sutra daarentegen dartelt rustig verder, ongehinderd door enige conventie, en geeft de mopperaars het nakijken, waarbij de stijl op zich tot vaardig middel wordt.
De levensloop van de Boeddha
Het eerste deel van het Lotus Sutra wordt door de klassieke commentatoren ‘de eerste bijeenkomst op de Gierenpiekberg’ genoemd. Dan schakelt het Lotus Sutra in een volgende versnelling.
‘Op dat ogenblik rees er een toren op uit de grond, duizenden kilometers hoog en honderden kilometers breed en lang, versierd met verschillende soorten juwelen. Een luide stem klonk uit de toren: ‘Excellent, excellent Shakyamuni Boeddha, zoals je nu het Lotus Sutra onderricht.’’
Het is weer een van de aanwezige bodhisattva’s die ieders verwondering uitdrukt en de Boeddha om tekst en uitleg vraagt. De Boeddha antwoordt dat het de stupa (het grafmonument) is van een Boeddha Talloze Juwelen (Prabhutaratna), die ontelbare duizenden myriaden miljoenen onoverzienbare kalpa’s geleden leefde. Voor zijn dood legde hij de gelofte af dat als, waar dan ook in de tien windstreken, iemand het Lotus Sutra predikt, dat zijn stupa dan op die plaats zal verschijnen om hem te prijzen.
De aanwezigen wensen de Boeddha Prabhutaratna zelf te aanschouwen en de Boeddha Shakyamuni stijgt op in de lucht en opent met één hand de deur van de stupa. Boeddha Prabhutaratna verwelkomt hem en nodigt hem uit naast hem plaats te nemen. Het is een scène die je vaak afgebeeld ziet, twee Boeddha’s broederlijk naast elkaar. De aanwezigen klagen dat ze zo weinig kunnen zien en meteen doet Boeddha Shakyamuni het hele gezelschap omhoog stijgen in de lucht. Met een luide stem verkondigt hij: ‘Het zal niet lang meer duren dat ik hier nog ben. Wie zal in staat zijn om het Lotus Sutra te prediken. De Boeddha wil dit aan iemand toevertrouwen zodat de Dharma niet verloren gaat’.
Vanaf hier spreken de commentatoren over ‘De bijeenkomst in de lucht’. Het Lotus Sutra lezen en herlezen heeft iets van een rit maken in een achtbaan. Ook al weet je wat er gaat komen, toch word je iedere keer weer meegesleept in de intensiteit ervan. Waar gaat al deze waanzin over?
De vraag van de Boeddha licht een tip van de sluier op. Wie kan er het Lotus Sutra onderrichten als de Boeddha er niet meer is? De vraag stelt zich weer tegen de achtergrond van de Pali-Canon. Daar wordt verteld hoe de Boeddha geboren werd als mens, het huis verliet, ascese beoefende, onder een boom tot ontwaken kwam (nirvana), jaren lang onderrichtte en dan overleed (paranirvana, soms ook nirvana genoemd). De vraag naar wat er gebeurt met een ontwaakte na zijn dood werd beschouwd als een van de onbeantwoordbare vragen. Het is een vraag naar de uiteindelijke werkelijkheid die niet binnen het kader van de conventionele conceptuele werkelijkheid kan beantwoord worden. De vraag wordt echter des te pregnanter in het licht van de voorspelling dat de Dharma zou in verval raken en verdwijnen, vijfhonderd jaar na de dood van de Boeddha.
Tegen deze achtergrond is het verschijnen van Prabhutaratna’s stupa nog absurder dan het op het eerste zicht al was. Het was al absurd door de fysieke onmogelijkheid ervan. Een gevaarte van die omvang zou een reusachtige natuurramp veroorzaakt hebben. Maar nog veel absurder is het verschijnen van een Boeddha die in lang vervlogen tijden het paranirvana is binnengegaan.
Wat het Lotus Sutra hier doet is in wezen niets anders dan wat de paradoxen van de prajnaparamita literatuur en de Zen koans doen. Het is het narratieve equivalent van Nagarjuna’s reductio ad absurdum. De uiteindelijke werkelijkheid is niet van de orde van de filosofie, en evenmin van de orde van het narratieve. Het Lotus Sutra laat alle concepten en verhalen uit elkaar spatten in één groot uitgelaten feest.
Vandaar ook al die onmogelijke getallen. Het Lotus Sutra confronteert ons met het ontelbare, het onberekenbare. De getallen zijn onbevatbaar groot maar het Lotus Sutra sust onze geest niet met een concept van oneindigheid. Het is onbevattelijk veel maar niet oneindig.
Het verhaal gaat verder. De aanwezige bodhisattva’s, afkomstig uit verschillende andere werelden, bieden aan om na de dood van de Boeddha in deze wereld te blijven om het Lotus Sutra te bewaren en te verkondigen. Maar de Boeddha wijst hun genereus voorstel af. Het is niet nodig. Op dat ogenblik splijt de grond open en overal rijzen talloze bodhisattva’s uit de grond omhoog, elk met hun gevolg. Hun aantal is een veelvoud van alle zandkorrels aan de oevers van achtduizend keer de Ganges.
Deze keer is het weer Maitreya Bodhisattva die om uitleg vraagt. Waar komen al die bodhisattva’s vandaan? De Boeddha antwoordt dat hij ze in deze wereld opgeleid heeft, sinds zijn ontwaken onder de bodhiboom. Maitreya roept verbijsterd uit dat dat onmogelijk is. Niet dat hij aan de Boeddha wil twijfelen maar hoe kan iemand in een tijdspanne van vijftig jaar zoveel bodhisattva’s opleiden? Het gaat zijn bevattingsvermogen te boven. Het Lotus Sutra laat de vraag nog even hangen voor hij ze in het volgende hoofdstuk beantwoordt.
De Boeddha vertelt dat hij in werkelijkheid al honderden, duizenden, miljoenen ontelbare kalpa’s in de wereld is. Als hij het laat uitschijnen dat hij recent tot ontwaken gekomen is en dat hij binnenkort in paranirvana zal intreden, dan is ook dat maar een vaardig middel om mensen tot spoed aan te zetten in hun beoefening van de weg. In die talloze tijden dat hij in deze wereld aanwezig is heeft hij talloze wezens de weg gewezen naar volledig ontwaken. Daarbij maakt hij steeds gebruik van vaardige middelen. Alle onderrichtingen dienen enkel dit doel. Omdat levende wezens verschillen, verschillen ook de onderrichtingen. Maar in wezen is al dat het werk van de Boeddha.
Hoe bizar en barok de beelden van het Lotus Sutra ook zijn, toch staan ze niet zo ver van de onmiddellijk ervaarbare werkelijkheid. Om een voorbeeld te geven. De organisatoren van het laatste bezoek van de Dalai Lama zullen zich ook afgevraagd hebben: hoe gaan we deze gigantische klus klaren. En, bij wijze van spreken uit de grond, rezen talloze vrijwilligers op die belangeloos hun tijd en energie hiervoor kwamen inzetten. Ook bij rampen of andere moeilijke gebeurtenissen staan er altijd weer mensen klaar die zich belangeloos, soms zelf ten koste van hun eigen veiligheid, inzetten. Menselijke openheid en goedheid is overal aanwezig. In sommige tradities wordt dit onze Boeddhanatuur genoemd, onze fundamentele menselijkheid zoals Han de Wit het noemt. Hij lijkt soms ver te zoeken maar in wezen is hij alomtegenwoordig. Je kan het Boeddha noemen, je kan het ook anders noemen. Het hangt er maar van af wat gepast is, wat ‘vaardig’ is.
De uiteindelijke werkelijkheid moet niet ver gezocht worden. Ze staat pal voor onze neus. Er moeten geen bijzondere wezens uit andere werelden aan te pas komen, het is hier aanwezig, in deze wereld, nu. Iedereen die van daaruit handelt is op dat ogenblik een bodhisattva, een Boeddha in wording. Als er aan het begin van het Lotus Sutra gezegd wordt ‘alleen een Boeddha met een Boeddha’ dan blijkt dat nu adequaat. In potentie is ieder van ons een Boeddha. Het vraagt wel de bereidheid om te zien, om te leren, zoals Bernie Glassman stelt. Daarom heeft het geen enkele zin de vijfduizend die aan het begin opstappen tegen te houden.
Het Lotus Sutra geeft in deze context nog een mooi voorbeeld. Een van de aanwezige bodhisattva’s vraagt aan Manjushri of hij iemand kent die dank zij het Lotus Sutra in een korte tijdspanne tot volledig ontwaken is gekomen. Manjushri noemt de dochter van de Drakenkoning, een meisje van acht. Op dat ogenblik verschijnt het meisje. Shariputra krijgt de bedenkelijke eer alle vooroordelen van een ‘male chauvinistic’ monastiek boeddhisme te verwoorden. ‘Hoe kan iemand in het verontreinigde lichaam van een vrouw tot ontwaken komen?’ Het meisje is niet echt onder de indruk. Heel spontaan geeft ze de Boeddha een kostbare parel en tot ieders verrassing neemt de Boeddha het kostbare geschenk spontaan aan. ‘Ging dat niet snel?’ Vraagt het meisje aan de verbijsterde Shariputra. ‘Kijk, nog sneller’, zegt ze olijk en voor de ogen van de aanwezigen verandert ze in een Boeddha die vervolgens in een ver land voor een grote menigte het Lotus Sutra predikt.
Het belangrijkste moment in dit verhaal is wanneer het meisje, onbevangen, de Boeddha een kostbare parel geeft. De Boeddha zelf neemt hem onbevangen aan. Dit onbevangen geven en het onbevangen nemen maakt deze interactie tot een ontmoeting van ‘een Boeddha met een Boeddha’.
De Boeddha gaat verder: ‘Als levende wezens horen over de levensduur van de Boeddha en het zelfs maar voor een fractie van een seconde begrijpen en er door geraakt worden, dan overstijgt de verdienste daarvan vele malen alle mogelijke andere verdiensten. Zelfs als iemand ontelbare kalpa’s lang de vijf paramita’s van geven, deugd, geduld, inspanning en meditatie beoefent zonder de zesde (prajnaparamita, de paramita van wijsheid, dat wil zeggen het inzicht in de uiteindelijke werkelijkheid) dan is zijn verdienste nog geen honderdste, miljardste, miljoenste … daarvan.’
‘Als iemand hoort over de levensduur van de Boeddha en er vreugde bij ervaart en hij vertelt het verder en deze persoon vertelt het weer verder en ook die weer … dan zal de vreugde van de vijftigste die het hoort nog vele malen de vreugde van alle denkbare lusten en rijkdommen overtreffen.’
De boodschap is duidelijk. Een besef van de uiteindelijke werkelijkheid, zelfs maar een kleine glimp ervan, is het meest waardevolle wat iemand kan te beurt vallen.
Om die reden vertrouwt de Boeddha de Dharma toe aan de aanwezige bodhisattva’s. Ze stellen hem gerust. Zij zullen de missie van de Boeddha ernstig nemen en het Lotus Sutra verder onderrichten. Zo eindigt ook de ‘Bijeenkomst in de lucht’.
De bodhisattva’s
Het einde van de ‘Bijeenkomst in de lucht’ is geformuleerd zoals een sutra hoort te eindigen. Het Lotus Sutra had hier kunnen stoppen, maar inhoudelijk zou het niet compleet zijn als het in de lucht bleef hangen zonder uitgebreid stil te staan bij de weg terug naar beneden. De Dharma is nu eenmaal niet iets dat in de lucht hangt. ‘Na het feest de afwas’ schrijft de hedendaagse dharmaleraar Jack Kornfield met een wat prozaïscher taalgebruik.
De bodhisattva is bij uitstek het symbool van een geïncarneerd en geëngageerd boeddhisme. Het laatste deel van het Lotus Sutra wordt ‘De tweede bijeenkomst op de Gierenpiekberg’ genoemd. Een aantal bodhisattva’s passeren hier de revue en bieden zo een zicht op de ethische consequenties van de Dharma. Het gaat hier niet om een moraliseren maar om een mededogen dat onmiddellijk voortvloeit uit het inzicht in de uiteindelijke werkelijkheid.
De verhalen zijn niet minder fantastisch dan wat voorafging. Je kunt je niet van de indruk ontdoen dat de schrijvers van deze teksten er een enorm plezier in gehad moeten hebben. De lezer weze, ondertussen wellicht ten overvloede, gewaarschuwd.
Bodhisattva Nooit Minachten hoort strikt genomen nog in het vorige deel thuis, maar inhoudelijk past hij ook hier in het rijtje. Hij ontleende zijn naam aan het feit dat hij voor iedereen die hij ontmoette boog en zei: ‘Jij beoefent het bodhisattvapad, jij zult zeker een Boeddha worden.’ Vaak werd hij hiervoor uitgelachen, zelfs gemolesteerd, maar dat kon hem niet van zijn stuk brengen. Soms van op een afstand, op de vlucht voor zijn belagers bleef hij voor hem buigen en zeggen: ‘Jij beoefent het bodhisattvapad, jij zult zeker een Boeddha worden.’ Op die manier was hij in de gelegenheid om talloze Boeddha’s te dienen en door het horen van het Lotus Sutra tot volledig ontwaken te komen. De Boeddha vertelt erbij dat hijzelf die Bodhisattva Nooit Minachten was in een vorig leven.
Uit het besef dat de uiteindelijke werkelijkheid voor iedereen toegankelijk is en dat iedereen in wezen een Boeddha is, vloeit automatisch een mateloos respect voor ieder levend wezen.
Van Bodhisattva Graag Gezien Door Alle Levende Wezens, een vorig leven van Bodhisattva Medicijnen Koning, wordt verteld dat hij door het horen van het Lotus Sutra de bijzondere kracht verkreeg om alle vormen aan te nemen. Uit dankbaarheid brengt hij zijn leraar talloze offers. Omdat hij vindt dat ieder offer tekort schiet neemt hij geurige oliën tot zich en ontbrandt. Op die manier verandert hij in een geurige toorts die alle werelden verlicht. Hij brandt voor twaalfhonderd jaar. Als hij helemaal opgebrand is wordt hij onmiddellijk herboren, zittend in Lotus houding. Daarna vertrouwt zijn leraar hem het Lotus Sutra toe.
Het is een verhaal van zelfgave. Het is een onuitputtelijk geven uit overvloed. En het geeft zonder meer een heel andere kijk op ‘burn-out’ (avant la lettre).
Bodhisattva Wonderlijke Klank verblijft in het Oostelijke Reine Land. Hij is een muzikant en beschikt over tal van wonderbare krachten, waaronder het vermogen om alle vormen aan te nemen. Als hij hoort dat de Boeddha van de sahawereld (deze aardse wereld) het Lotus Sutra onderricht vraagt hij aan zijn leraar, Boeddha Koning Wijsheid, of hij naar de sahawereld mag afreizen. Koning Wijsheid waarschuwt hem: ‘De wezens van de sahawereld zijn klein van gestalte. De grond is er oneffen en onrein. Maar kijk om die reden niet neer op de sahawereld.’
Het is een typische beweging voor het Lotus Sutra. Het fantastische wordt nooit gehanteerd als ontsnappingsroute. Hoe fantastisch ook het hele verhaal, het wijst steeds weer terug naar deze werkelijkheid, deze wereld. Het is niet in veraf gelegen reine landen dat bevrijding moet gezocht worden. De wonderlijke wezens uit reine landen komen naar hier. De toren en de bodhisattva’s komen niet van elders uit de lucht gevallen maar ze rijzen op uit de grond hier. De Boeddha onderricht hier. De bevrijding gebeurt hier. Het boeddhisme is geen escapisme. Het echte wonder gebeurt hier.
Bodhisattva Luisteren naar de Geluiden van de Wereld antwoordt op de kreet van iedereen die in nood is. Als je in een put van vuur valt, overvallen wordt door rovers of in een storm op zee verzeilt roep dan Bodhisattva Luisteren naar de Geluiden van de Wereld aan. Deze passage heeft geleid tot een enorme devotie van deze bodhisattva beter bekend als Avalokiteshvara of Guanyin. In vele verhalen duikt hij/zij op als redder in nood. Net als bij de vorige bodhisattva’s is het evenwel verkeerd Guanyin op te vatten als iets externs. Deze bodhisattva’s stellen een, inderdaad fantastisch, voorbeeld maar de boodschap is dat iedereen van ons Guanyin is op het ogenblik dat je iemand bijstaat en dat er overal weer mensen opduiken die bereid zijn te helpen.
Net als Bodhisattva Graag Gezien en Bodhisattva Wonderlijke Klank beschikt Bodhisattva Luisteren naar de Geluiden over het vermogen om alle vormen aan te nemen. Hij/zij spant hierin de kroon. Naar gelang wat iemand nodig heeft verkondigt hij/zij de Dharma in de gedaante van een Boeddha, een bodhisattva, een god, een koning of generaal … of in het vrouwelijk equivalent daarvan. De tekst geeft een lange niet-exhaustieve opsomming.
Waar je het gebruik van ‘vaardige middelen’ in het eerste deel van het Lotus Sutra nog kon opvatten als een wat dubieus maar toch goed bedoeld hulpmiddel, komt het hier naar voor als de essentie zelf van de boeddhistische ethiek. (De tekst spreekt zelf op een bepaald ogenblik zelfs van upaya paramita, waarmee upaya aan het rijtje van de paramita’s wordt toegevoegd.) Net zo min als het Lotus Sutra hecht aan een propositionele conceptuele waarheid, evenmin hechten de bodhisattva’s aan de illusie van een eigen identiteit. Ze zijn bereid ten behoeve van ieder levend wezen verschillende rollen en gedaanten aan te nemen.
Het verhaal van Koning Wonderlijke Pracht vertelt over een brahmaan wiens twee zoons, zeer tegen zijn zin, de Boeddhadharma gaan beoefenen. Door hun meditatie verkrijgen ze verschillende bovennatuurlijke krachten. Pas als de vader zijn zoons door de lucht ziet zweven en allerlei magische kunsten ziet uithalen krijgt hij respect voor hun praktijk.
Het probleem dat je familie niet altijd begrijpt wat je toch in dat boeddhisme zoekt is blijkbaar ouder dan vandaag. Het Lotus Sutra geeft een duidelijk advies. Het gaat hier natuurlijk niet over bovennatuurlijke kunsten maar om iets nog veel fantastischer. Het gaat erom dat je de ander niet zozeer overtuigt door overreding maar door hoe je leeft, hoe je je gedraagt. Als je toont dat je gelukkig bent, als je waardig kan blijven in moeilijke omstandigheden, dan pas leer je anderen over de Dharma. Het is niet eens iets van je mag of moet. Het valt ook niet te faken net als de zoons hun magische kunsten. Je toont het gewoon. Daarin uit zich de Dharma.
Het Lotus Sutra eindigt met Bodhisattva Universeel Waardig (Samantabhadra), gezeten op een olifant met zes slagtanden, die tot grote vreugde van de aanwezigen plechtig belooft iedereen die het Lotus Sutra onderricht met raad en daad bij te staan.
Eenheid en verscheidenheid
Een van de boeiendste aspecten van het Lotus Sutra is hoe het omgaat met het thema van de verscheidenheid van doctrines. Op het eerste zicht lijkt het aan te sluiten bij de klassieke kritiek van het mahayana op het hinayana. Daarna neemt het een merkwaardige wending en stelt dat alle drie voertuigen, waaronder zowel mahayana als hinayana, in wezen slechts één voertuig zijn (ekayana). Ieder voertuig geeft uitdrukking aan dezelfde leer maar past zich aan aan de persoon aan wie het onderricht gegeven wordt. Een arhat of pratyekabuddha die dit niet begrijpt is zelfs geen arhat of pratyekabuddha, wordt er gezegd
Naarmate de tekst vordert wordt dit gegeven nog scherper gesteld. Zelfs de Boeddha die wij kennen is niet de Boeddha maar een schijngestalte van iets dat langer dan menselijkerwijze te bevatten in deze wereld aanwezig is en zal blijven. De Dharma drukt zich in verschillende doctrines uit, soms boeddhistisch soms niet boeddhistisch, al naar gelang de noodzaak en de omstandigheden. Zelfs in wereldse aangelegenheden en geschriften drukt de Dharma zich uit. Dit is niet het naïeve idee dat alle religies in wezen hetzelfde zijn. Nee, ze zijn juist heel verschillend, maar datgene waarvoor we in deze tekst het codewoord ‘uiteindelijke werkelijkheid’ gebruiken kan zich in al die verschillende vormen en talen uitdrukken.
Wat het Lotus Sutra tenslotte in zijn laatste deel schetst is een beeld van een allesomvattende menselijke goedheid en zorg. Een goedheid die heel aards is, die van deze wereld is en die niet op een doctrine of gebod gebaseerd is maar vanzelf voortvloeit uit een besef van overvloed. Het is deze overvloed die het hele Lotus Sutra doordrenkt.
Dit werpt een interessant licht op iedere interreligieuze dialoog. De boeddhistische monnik Thich Nhat Hanh ziet God als de manier waarop in de monotheïstische religies het uiteindelijke kan aangeduid worden. Is het daarom dat er van God geen afbeeldingen mogen gemaakt worden en dat de naam van God niet mag genoemd worden?
Het grote risico van ieder spreken over de uiteindelijke werkelijkheid is dat zij daardoor terug gereduceerd wordt tot een element van de conceptuele werkelijkheid. Het is een niet te vermijden ontwikkeling en ook het Lotus Sutra wordt slachtoffer van deze valkuil. Dit leidt zelfs soms tot een soort Lotus Sutra fundamentalisme. Nu slaagt het Lotus Sutra er in al zijn inconsistenties, consistent in zichzelf nooit te definiëren. Als fundament biedt het wel heel weinig houvast. Dat belet sommige tradities niet zich te beroepen op het Lotus Sutra om zichzelf als het ekayana naar voor te schuiven. Alle andere tradities worden dan, Bodhisattva Nooit Minachten ten spijt, afgedaan als minderwaardig.
De naam van het Lotus Sutra
In verschillende boeddhistische tradities is de naam van het Lotus Sutra op zich een object van verering en respect. De naam alleen al zou de het hele onderricht van de Boeddha bevatten. De volledige titel is Saddharma Pundarika Sutra (in het Chinees Miaofa Lianhua Jing). Saddharma betekent de ware Dharma of leer. Pundarika is de witte variant van het Lotusbloem. Waarom een lotus? Ook al heeft het Lotus Sutra het voortdurend over het Lotus Sutra toch komt het beeld van de Lotus alleen maar in de titel voor.
In het maaltijdritueel van de Soto Zen wordt dagelijks gezongen: ‘laat mij zuiver blijven als een lotus in troebel water’. De witte lotus is inderdaad een ideaal symbool voor het Lotus Sutra. Zij geeft onbevangen haar schoonheid en zuiverheid terwijl ze wortelt in de modder. Haar zuiverheid ontstaat niet ondanks de modder maar juist dank zij de modder. Daarom representeert de Lotusbloem een geïncarneerde Dharma, het ultieme ontluikend midden in de wereld.
Blijft de ultieme vraag: wat is dan toch het Lotus Sutra. De vraag blijft onbeantwoord. Of toch, misschien kunnen we ze beantwoorden met een parafrase van het Diamant Sutra: ‘Het Lotus Sutra is niet het Lotus Sutra, daarom noemen we het het Lotus Sutra’.
Hurvitz Leon (Translator), Scripture of the Lotus Blossom of the Fine Dharma: The Lotus Sutra, Columbia University Press (1976)
Chodron Pema, When Things Fall Apart: Heart Advice for Difficult Times Shambhala (2000)
Kalupahana David J., Nagarjuna: The Philosophy of the Middle Way State Univ of New York Pr (1986)
Kalupahana David J. History of Buddhist Philosophy: Continuities and Discontinuities, University of Hawaii Press (1992)
Kato B. (Translator), The Threefold Lotus Sutra, Kosei Shuppan-Sha; (1986)
Kornfield Jack, After the Ecstasy, the Laundry: How the Heart Grows Wise on the Spiritual, Bantam (October 2, 2001)
Merzel Dennis Genpo Big Mind Big Heart: Finding Your Way, Big Mind Publishing (2007)
Niwano Nikkyo, A Guide to the Threefold Lotus Sutra, Kosei Publishing Company (1982)
Reeves Gene (Editor) A Buddhist Kaleidoscope: Essays on the Lotus Sutra Tuttle Publishing (2003)
Suguro Shinjo, Daniel B. Montgomery Introduction to the Lotus Sutra ,Jain Publishing Company (1998)
Thanissaro (Geoffrey Degraff) Bhikkhu, The Wings to Awakening,
Dhamma Dana Publications (1996)
Thich Nhat Hanh, The Diamond That Cuts Through Illusion: Commentaries on the Prajnaparamita Diamond Sutra, Parallax Press (1992)
Thich Nhat Hanh, Opening the Heart of the Cosmos: Insights on the Lotus Sutra Parallax Press (2003)
Watson Burton (Translator), The Lotus Sutra , Columbia University Press (1993)
Wit, Han de, De verborgen bloei: over de psychologische achtergronden van spiritualiteit, Agora, 2003
lees ook https://boeddhistischdagblad.nl/shariputra-danste-van-vreugde/
Gerben zegt
Mooi artikel, dank!
En meteen weer een paar moeilijke woorden bijgeleerd.