Enkele dagen geleden kreeg ik het bericht dat Broeder Jeroen overleden was. Jeroen Witkam was de eerste zenleraar bij wie ik, eind jaren ’80, een sesshin deed, in het trappistenklooster in Zundert, waar hij abt was. Het was de atheïstische filosoof Leo Apostel, ook een zenbeoefenaar, die mij de weg daar naartoe gewezen had.
Ik herinner mij nog levendig de eerste zin waar Broeder Jeroen die week iedere teisho mee begon: ‘God is een gatwoord’. Ja, ik vroeg mij ook meteen af, of ik het goed gehoord had, maar inderdaad: ‘God is een gatwoord’.
Wat bedoelde hij? Wel je kunt in het Nederlands niet zeggen: ‘Is liefde’. Een zin vraagt grammaticaal om een onderwerp. Het woord God dient om dat gat in te vullen: ‘God is liefde’. Het woord God hoeft verder niet ingevuld te worden. Het is en blijft leeg.
Dat deed mij meteen terugdenken aan een gesprek met Patrick Loobuyck, een atheïstische filosoof uit de school van Leo Apostel, naar aanleiding van zijn boek over religie en wetenschap. Ik opperde dat de meeste gelovigen die ik ken het begrip God en het bestaan van wonderen niet letterlijk opvatten. Patrick opperde: ‘Wat blijft er dan nog over van religie als het niet letterlijk is?’. Mijn repliek was: ‘Wel, neem die vraag eens au sérieux.’
Als zelfs de abt van een trappistenklooster het woord God niet letterlijk neemt, is het misschien toch iets om niet zomaar naast je neer te leggen. Wat mij betreft begint religie daar waar de letterlijkheid ophoudt. Alles daarvoor is superstitie.
Nu blijkt het woord letterlijk moeilijk te definiëren. ‘Letterlijk’ kan zelfs in een niet letterlijke betekenis gebruikt worden. Het heeft dan een versterkende functie. De website van de Taalunie geeft als voorbeeld: ‘De recensent boorde de film letterlijk de grond in.’ Dat maakt de discussie moeilijk. Dan klinkt tegen een gelovige zeggen dat God niet letterlijk bestaat, als zeggen dat zijn geloof niet belangrijk is. En in dat soort gesprekken is er vaak weinig ruimte voor nuancering.
De antropoloog Gregory Bateson verwerpt de aanname dat religie ontstaan is vanuit de magie. Voor hem is het omgekeerd, magie een degeneratie van religie. Hij geeft als voorbeeld de regendans. Voor hem is dat een expressie van de relatie tussen de mens en de seizoenen, en de natuur. Als je gaat denken dat de dans letterlijk regen kan veroorzaken, dan instrumentaliseer je het en verliest het zijn oorspronkelijke betekenis. We leven in een wereld waarin we dingen nog moeilijk anders dan instrumenteel kunnen zien. Bateson noemt mirakels een mislukte poging waarop een materialist probeert te ontsnappen aan zijn materialisme.
Een gelijkaardig onderscheid dat we maken is dat tussen fictie en non-fictie. Wat staat het dichtst bij de realiteit fictie of non-fictie? Spontaan zouden we zeggen: non-fictie. Fictie is tenslotte fictief. Maar neem twee teksten, een wetenschappelijk artikel uit een tijdschrift voor seksuologie en een pornografische verhaal. Alleen het laatste roept reële gevoelens op, of het nu opwinding is of verontwaardiging. Non-fictie gaat altijd over de realiteit en blijft altijd op afstand van haar object. Fictie stelt het present.
In het boeddhisme zijn sommige teksten non-fictie, daar waar het gaat om wat zintuiglijk waarneembaar is, zoals bij voorbeeld een meditatie-instructie. Zodra we daarbuiten gaan, zitten we in de fictie zoals de verhalen van de Lotus Sutra. Maar die teksten zijn dus niet minder belangrijk dan alle filosofische tractaten.
Hetzelfde geldt voor de beelden en de rituelen. Westerse Boeddhologen hebben de neiging om de teksten als de ultieme autoriteit te zien. De beelden en de rituele omgang ermee zijn dan maar ‘volksgeloof’. Ten onrechte. Als we een buiging maken naar een boeddhabeeld is dat geen bijgeloof. Het heeft niets met letterlijk of niet letterlijk te maken. Het is een handeling, een gebaar. Het is fictie, heel betekenisvolle fictie.
Ook boeddhistische teksten, zeker in het mahayana, doen soms grote moeite om aan het instrumentele en het letterlijke van de taal te ontsnappen. Stijlfiguren zoals hyperbolen en paradoxen dwingen je om de taal niet letterlijk te nemen. Dan krijg je zinnen als: ‘De Boeddha is niet de Boeddha. Daarom noemen we hem de Boeddha’.
‘God is een gatwoord’ hoort in dat rijtje thuis. Dus bij deze een diepe buiging voor zenmeester en katholieke monnik Broeder Jeroen. Een boeddhist zou zeggen ‘Moge hij herboren worden in het Reine land van Amitabha Boeddha’. Neem het alsjeblief niet letterlijk.


Geef een reactie