De materiële en immateriële elementen.
De geconditioneerde elementen en het ongeconditioneerde element.
In dit tweede deel van het elementenfeuilleton over de diverse elementen bespreken we de vraag ‘wat is een element in het theravāda boeddhisme?’ De term voor element is dhātu, deze term is terug te voeren op het Indo-Europese woord do, wat voor (ge)geven staat. De begrippen dāna, donatie en data zijn alle ontsprongen uit dit Proto-Indo-Europese proto-woord. Proto-Indo-Europees is een gereconstrueerde taal die verklaart hoe er talige overeenkomsten zijn in Hindi, Frans en Iraans. Deze overeenkomsten ontbreken met Fins of Arabische talen. Een element (dhātu) is dus het simpelweg een gegeven.
Een belangrijke indeling is die van de stoffelijke en mentale elementen.
Een stoffelijk element is iets wat specifiek zijn eigen kenmerk draagt. Azijn is zuur, stroop is zoet. Het zurige kan geen zoet zijn en vice versa. Beide elementen zijn wel te classificeren als smaken. En smaak is een element, omdat het elementair anders is dan zien of ruiken. Een smaak kan alleen met de tong geproefd worden, niet met het oog of de tastzin. Proeven is ook een elementair mentaal element. Een stof zoals stroop is dus zowel tastbaar als proefbaar. De stof met deze of gene smaak is materie. Een stroop kan niet ineens als azijn smaken.
Een mentaal element zoals het proevende bewustzijn draagt ook zijn eigen kenmerken. De proefsensatie van zuur of zoet zijn dus geconditioneerd door het object en het zintuig. Hier hebben we een groot inzicht te pakken. Het inzicht in het onderscheidingsvermogen van smaakmaterie, receptor materie én dat ene smaak bewustzijn. De drie vallen samen in elkaars aanwezigheid. Dit is het is afhankelijk van condities, grotendeels een resultaat van wat er dan is. Dit wordt het nāma-rūpa onderscheid genoemd.
Een nog belangrijkere indeling van de elementen is die van geconditioneerde (stoffelijke en niet stoffelijke) elementen en het ongeconditioneerde nibbāna element.
Het grootste onderscheid in de elementen ziet de Boeddha echter in het verschil tussen al deze geconditioneerd elementen / de wereld en het ongeconditioneerd element / nibbāna. In het kort, met het door doorzien wegvallen van de oorsprong, de bron, van het verlangen naar het beperkte, geconditioneerde, wat onbestendig en onbevredigend zal blijven ontdoet de bevrijde geest zich van de neiging tot wedergeboorte. Na het uitleven van het laatste leven is er geen conceptie meer, geen wording meer van de zintuigbasis. En als de vlam van verlangen naar bestaan, naar geneugtes of het verlangen naar het ophouden van het pijnlijke daar is… dan dooft dat verlangen zonder rest. En is ook niet te zeggen waar die vlam heen gegaan is.
In het volgende deel van dit elementenfeuilleton gaan we die verschijnselen die we materie noemen bespreken, stoffelijkheid dus. Te beginnen met de vier grote elementen waarvan het aarde element vooraan staat in die groep. De relatie van de elementen met de empirische wetenschappen van scheikunde en natuurkunde komt ook aan bod. Nog wat verder in dit feuilleton komt meer aandacht voor ‘mind’ elementen, zoals haat en liefde, beide zijn mentaal en diametraal tegenovergesteld. Het Pāli woord voor mind (menen) is māno wat ook weer een Indo-Europees woord is.
(Wordt vervolgd)


Geef een reactie