Hoe gaan we om met al die mondige burgers die vandaag schreeuwend aan de zijlijn staan, vraagt David van Reybrouck zich af in zijn geruchtmakende boek Tegen verkiezingen? Met vreugde in plaats van argwaan, want erachter schuilt iets positiefs, namelijk betrokkenheid. De sleutel is een bestuursvorm waarin de bevolking zich echt uit kan spreken. Dit artikel geeft een indruk van zijn boek.
Symptomen
Elk politiek stelsel moet een evenwicht vinden tussen twee fundamentele criteria, dit zijn efficiëntie, daadkracht en legitimiteit, draagvlak. Bij de eerste gaat het erom hoe snel een overheid succesvolle oplossingen voor problemen kan vinden, bij de laatste de mate waarin de bevolking het gezag van die overheid erkent. Democratie is de minst slechte van alle regeringsvormen, omdat ze probeert aan beide criteria tegemoet te komen.
Niet alleen verkeert het draagvlak van de democratie in crisis, maar ook de daadkracht. De democratie wordt in de 21ste eeuw steeds verder uitgehold en tandelozer, maar verrassend genoeg ook luidruchtiger. In plaats van te zoeken naar nieuwe vormen van zinvol bestuur, moet de politicus tegen heug en meug het ‘electoraal-mediatieke spel’ blijven meespelen. Van ‘zoveel opgefokte en doorzichtige hysterie’ wordt de burger een beetje moe.
De symptomen waaraan de westerse democratie lijdt, zijn talrijk en vaag, noteert David van Reybrouck. Deze zijn onder andere kiezersverloop, electorale faalangst, compulsieve profileringsdrift, chronische verkiezingskoorts, afmattende mediastress, achterdocht en onverschilligheid. Met ‘andere hardnekkige krampen’ naast elkaar gelegd tonen ze de contouren van het Democratisch vermoeidheidssyndroom.
Diagnoses
Er zijn verschillende analyses van dit syndroom. De auteur beschrijft er in hoofdstuk II, Diagnoses, vier: 1. Het is de schuld van de politici, 2. Het is de schuld van de democratie, 3. Het is de schuld van de representatieve democratie, en een specifieke variant van de vierde: het ligt aan de electoraal-representatieve democratie.
Schuldige: de politici
Politici zijn zakkenvullers en wereldvreemde profiteurs. De populistische slagzinnen over politici zijn bekend. De huidige bestuurders vormen een democratische kaste, die vervreemd is van ‘de noden en grieven van de modale bevolking’.
Dit verhaal rammelt langs alle kanten, aldus de auteur. Het Volksempfinden en de common sense waar populisten zo hoog van opgeven bestaan niet. ‘Common sense is ideologie die weigert haar eigen ideologie te zien, een dierentuin die oprecht denkt ongerepte natuur te zijn.’ Populisten zijn erop uit een zo groot mogelijk marktaandeel te scoren, ‘desnoods met wat romantische kitsch.’ Als ze eenmaal de macht hebben, is onduidelijk hoe ze zullen omgaan met andersgezinden.
Schuldige: de democratie
Sommigen twijfelen aan de democratie vanwege de trage en omslachtige besluitvorming ervan. Zij zoeken naar slagvaardiger systemen en een technocratie is dan al snel het antwoord. In een technocratie wordt de publieke zaak overgelaten aan experts. Managers nemen de plaats in van politici en hoeven zich geen zorgen te maken over verkiezingen. In Griekenland en Italië maakte de politiek een technocratische draai toen de niet-gekozen regeringsleiders Loukas Papadimos en Mario Monti korte tijd de bewindsploeg leidden. Hun financieel-economische ervaring werd op het dieptepunt van de crisis als troef gezien om hun land uit die crisis te redden.
Technocratie kan mooie resultaten opleveren, maar daadkracht leidt niet automatisch tot draagvlak. Zodra de technocraat bezuinigingen doorvoert, smelt het vertrouwen in hem als sneeuw voor de zon. Op langere termijn is een technocratisch bewind ook niet houdbaar, omdat politiek meer is dan goed bestuur alleen. ‘Vroeg of laat moeten er ook morele keuzes gemaakt worden en dat vergt overleg met de samenleving.’
Schuldige: de representatieve democratie
In de ogen van de Occupiers en Los Indignados hebben parlementen en partijen helemaal afgedaan. ‘Tegenover het conflict stellen ze consensus, tegenover stemmen overleggen, tegenover theatraal ruziën respectvol luisteren.’ Leiders lusten ze niet, ze hebben geen concrete eisen en wantrouwen de uitgestoken hand van bestaande bewegingen, aldus de auteur. De diagnose van de occupy-beweging van de representatieve democratie klopte weliswaar, maar het alternatief was volgens Van Reybrouck zwak. De Franse diplomaat en verzetsheld Stéphane Hessel stelt: ‘Men moet zich niet in de marge engageren, maar in het hart van de macht.’
Er kwamen ook enkele bewegingen op gang die ‘zich niet tevreden stelden met symbolisch protest in de marge’. De ‘neoparlementaristen’ zochten wel ‘het hart van de macht’ op. Deze bewegingen, waaronder de Piratenpartij en de Vijf Sterrenbeweging wilden de representatieve democratie versterken. Na een bliksemsnelle start en een lawine aan media-aandacht zakte het enthousiasme van de media en het publiek snel weg, omdat het niet meer sprankelend en nieuw was, bladzijde 39.
Het antiparlementarisme, noch het neoparlementarisme zal erin slagen het tij te doen keren, omdat geen van beide de idee van representatie heeft onderzocht.
Schuldige: de electoraal-representatieve democratie
Er zijn verschillende voorstellen gedaan om de representatieve democratie te versterken. Ze zijn nuttig en soms ook nodig, maar lossen het probleem nooit op. Immers, het is niet de representatieve democratie die het vermoeidheidssyndroom veroorzaakt. Het is de variant van de ‘electoraal-representatieve democratie’ die dit doet. We zijn onwrikbaar gaan geloven dat een democratie onmogelijk is zonder verkiezingen. Het is geen methode, maar een doel op zichzelf geworden.
Die nadruk op verkiezingen vindt de auteur eigenlijk vreemd. Bijna 3000 jaar experimenteren mensen al met democratie, slechts de laatste 200 jaar doen ze dit uitsluitend met verkiezingen. Gewenning speelt een rol, maar het heeft de laatste twee eeuwen behoorlijk goed werk geleverd. De verkiezingen ontstonden toen echter in een heel andere context, dan de huidige.
Loting
De afgelopen jaren groeide de belangstelling in academische kringen voor de geschiedenis van ons huidige democratische bestel. Vóór de Amerikaanse en Franse Revolutie blijkt in de oudheid en de renaissance loting van groot belang te zijn geweest. Van Reybrouck besteedt hier aandacht aan op bladzijde 59 tot en met bladzijde 76. In het klassieke Athene van de 4de en 5de eeuw voor onze jaartelling werden de belangrijkste bestuursorganen ingevuld door loting: de Raad van 500, dat het centrale regeringsorgaan was, de Volksrechtbank en nagenoeg alle Magistraten. Opvallend was ook de snelle wisseling van de mandaten. Zo was iemand voor één dag volksrechter en voor raadslid en Magistraat gold één jaar. Vijftig tot zeventig procent van de burgers boven de dertig jaar was ooit raadslid. Op bladzijde 65 (figuur 2 A en B) geeft de auteur een zeer overzichtelijk schema.
Op de bladzijden 68 en 69 (figuur 3) geeft hij een schematische voorstelling van de loting als politiek instrument in de oudheid, in Athene en in de renaissance: Venetië, Firenze en Aragón. Het overzicht toont dat een loting een volwaardig politiek instrument was in verschillende staten. Het ging hierbij om kleine, stedelijke gebieden, waar een beperkt deel van de bevolking aan de macht deelnam. Ook viel loting vaak samen met een toppunt van hun welvaart en cultuur, het zorgde voor minder conflicten en grotere betrokkenheid. Loting stond nooit op zichzelf maar in combinatie met verkiezingen ‘om competentie te garanderen’. ‘Staten die loting gebruikten kenden vaak eeuwen van stabiliteit, ondanks grote interne verschillen tussen rivaliserende groepen’ bladzijde 74.
In de twee belangrijkste boeken van de 18de eeuw over politieke filosofie De l’esprit des lois (1748) en Du contrat social (1762) zijn de auteurs Montesquieu en Rousseau, ondanks hun belangrijke verschillen, het erover eens dat loting democratischer is dan verkiezingen en dat de combinatie van beide goed is voor de samenleving, bladzijde 76.
Heiligverklaring
Vervolgens gebeurde er iets vreemds. Van Reybrouck citeert de Franse politicoloog en auteur van de Principes du gouvernement représentatif (1995) Bernard Manin: ‘Nauwelijks een generatie na de verschijning van De l’esprit des lois en Du contrat social lijkt de aanstelling van bestuurders door het lot plotseling verdwenen. Er werd nooit over gesproken tijdens de Amerikaanse en de Franse Revolutie.’
Dit lag zeker aan praktische bezwaren. Athene was een kleine stadstaat van enkele vierkante kilometers. Ook waren aan het eind van de 18de eeuw de nationale bevolkingsregisters en de demografische statistiek niet in staat tot een betrouwbare loting. Gedetailleerde kennis over de Atheense democratie kwam er pas in 1891. Echter, de Amerikaanse en Franse revolutionairen wilden geen loting wat vooral had te maken met hun mening over ‘de democratie’.
Montesquieu onderscheidt drie staatsvormen: de monarchie, de despotie en de republiek. Bij een republiek berust de macht bij het volk. Hij schreef ook: ‘Wanneer in een republiek het volk als geheel de macht heeft, spreken we van een democratie. Ligt de soevereine macht in handen van een deel van het volk, dan heet dit een aristocratie.’
James Madison, de vader van de Amerikaanse grondwet, noemde democratie ‘een schouwspel vol turbulentie en twisten’, dat over het algemeen ‘even kortstondig leeft als gewelddadig sterft.’ Een belangrijke Franse patriottische revolutionair als Antoine Barnave zag de democratie als ‘het meest hatelijke, het meest subversieve en het voor het volk zelf meest schadelijke van alle politieke stelsels’, bladzijde 80. De beide revoluties verjoegen ‘een erfelijke aristocratie door een gekozen aristocratie.’ Een nieuwe hogere burgerij nam de macht over. Alleen wie voldoende belasting betaalde kwam in aanmerking voor stemrecht.
De uiteindelijke verruiming van het kiesrecht zorgde ervoor dat de aristocratische procedure grondig democratiseerde. Deze electorale democratie heette voortaan democratie, maar ze bleef meer een regering voor het volk dan een regering van het volk. De auteur merkt op: ‘De stembusgang werd het dienstliftje dat enkelingen naar boven bracht. Democratie bleef daardoor iets houden van een zelfgekozen feodalisme, een vorm van kolonialisme waarmee men instemde.’ Het Democratisch Vermoeidheidssyndroom is volgens hem dan ook een volstrekt normaal gevolg van de ‘heiligverklaring van dat electoraal-representatieve stelsel’.
Nogmaals Athene
De deliberatieve democratie werd in pakweg in de jaren 1990 geboren, maar de inspiratie van de combinatie van politieke gelijkheid en deliberatie is 2500 jaar oud, locatie van oorsprong: het klassieke Athene. ‘Deliberatieve democratie is een vorm van democratie waarbij collectieve beraadslaging centraal staat en waarin deelnemers aan de hand van argumentatie concrete, rationele oplossingen formuleren voor maatschappelijke uitdagingen’, bladzijde 103. Hierbij worden maatregelen genomen die moeten voorkomen dat enkele mondige deelnemers het groepsproces kapen.
Het werk van de politicoloog James Fishkin toont aan dat deze democratie een krachtige impuls kan geven aan de electoraal-representatieve democratie. Burgerparticipatie gaat niet alleen over onder andere mogen betogen, staken en petities ondertekenen, maar moet ook institutioneel worden verankerd.
Vijf belangrijke inspraakprocessen
Vijf inspraakprocessen in de periode 2004-2013 vielen Van Reybrouck op. Twee vonden plaats in Canada, British Columbia (2004) en Ontario (2006 – 2007) en de andere in Nederland (2006), IJsland (2010-2012) en Ierland (2013), zie het schema voor uitgebreide informatie op bladzijde 110 en 111 (figuur 4). Alle vijf kregen een tijdelijk mandaat en een omvangrijk budget. Ze hielden zich bezig met de hervorming van de kieswet of zelfs de grondwet.
Geen van de twee projecten in Canada en in Nederland haalde het. Het kabinet-Balkenende gaf geen gevolg aan het advies van het Burgerforum Kiesstelsel. Het advies verdween in een la. De twee in Canada haalden de drempel van het referendum niet. Hierbij vielen de auteur enkele zaken op. De burgers die bij het referendum stemden, hadden de beraadslagingen niet gevolgd. Hun ongefilterde mening (raw opinion) in het stemhokje stak schril af tegenover de informed opinion van de direct betrokkenen. Burgerfora hebben een beperkt mandaat en zijn tijdelijk, hun geluid weegt daarom minder zwaar dan dat van formele, gevestigde organen. Politieke partijen hadden er belang bij om het voorstel in diskrediet brengen, of om te negeren, zoals in Nederland. Commerciële media in Canada waren dikwijls zeer vijandig, ongeacht de inhoud van de voorstellen. ‘De vraag is of referenda wel geschikt zijn om een besluit te vellen over ingewikkelde dossiers’, bladzijde 115.
Naar aanleiding van de Convention on the Constitution in het ‘katholieke’ Ierland stemde in 2015 de Ierse bevolking in een nationaal referendum in met het homohuwelijk, met 62% van de stemmen achter zich. In 2013 had de Convention met 79% van de stemmen aanbevolen de grondwet in deze zin te veranderen. Mede dankzij het burgerforum verliep de invoering van het homohuwelijk hier min of meer sereen. In het ‘libertaire’ Frankrijk was er in die tijd een intense politieke strijd over hetzelfde onderwerp. ‘Betogingen met meer dan driehonderdduizend deelnemers trokken door de straten van Parijs. Daar was de burger niet aan het woord gelaten’, bladzijde 122.
Verankering
Ondanks hoongelach en meewarigheid hebben diverse auteurs gepleit om loting institutioneel en constitutioneel te verankeren in de democratie. Het moest niet bij eenmalige projecten blijven. Ze vonden dat een willekeurig, via loting samengesteld parlement de democratie legitimer en efficiënter kan maken. Legitimer omdat dit het ideaal van gelijke verdeling van politieke kansen herstelt. Efficiënter, omdat de gelote volksvertegenwoordiging zich niet zou verliezen in onder andere politiek getouwtrek, electorale spelletjes en mediatieke veldslagen. De auteur bespreekt een aantal belangrijke voorstellen, zie het overzicht (figuur 5) op bladzijde 124 en 125.
Conclusie
David van Reybrouck is ervan overtuigd dat onze democratische systeemcrisis kan worden verholpen door het geven van een nieuwe kans aan loting. Perfect zal het nooit worden, maar loting kan een aantal euvels verhelpen. Democratie is zijns inziens niet het systeem van de ‘besten’, maar moet gaan om gelijke zeggenschap, oftewel het gelijke recht om ‘politiek handelen te bepalen’.
Hij vindt het daarom ook een goed idee om een volksvertegenwoordiging te laten bepalen door zowel verkiezing als door loting. Gecombineerd wordt: ‘de deskundigheid van beroepspolitici en de vrijheid van burgers die niet herkozen hoeven te worden.’ Naar aanleiding van controverse rond zijn boek herhaalt hij in zijn nawoord op bladzijde 156 nog eens zijn punt. Naast verkiezingen bepleit hij bij belangrijke beslissingen een combinatie van loting, deliberatie en rotatie.
Geef een reactie