Drie keer ontmoette de Nederlandse muzikant en componist Chris Hinze in de jaren negentig de Dalai Lama. De internationaal bekende artiest reisde toen al de hele wereld over, en werkte met bekende artiesten als Peter Tosh, Toots Thielemans, Michael Brecker, Raghunath Seth. Hij is verknocht aan de Aziatische cultuur.
Maar met Tibet, het land of the snow, bakermat van het Tibetaans boeddhisme, monniken en kloosters, heeft deze vipassana beoefenaar een bijzondere band. Zijn ontmoeting met de Dalai Lama en ook de -toen nog een kind zijnde- zeventiende Karmapa Orgyen Trinley, inspireerde hem tot het maken van de in 1997 uitgebrachte cd ‘Tibet impressions’.
Het was voor het eerst in de muziekgeschiedenis dat de stem van de Dalai Lama, opgenomen in de muziek van Hinze, op een cd te horen was. So give them hope, was de inspirerende boodschap die de in ballingschap levende Dalai Lama Hinze bij zijn vertrek uit India meegaf. Hoop op meer vrijheid voor het Tibetaanse volk, zo vatte Hinze dat op.
Je bent een wereldreiziger, woont op Ibiza, en toch treedt je nog dikwijls in Nederland op. Dit najaar met je theaterprogramma van ‘Tibet tot Tanger’.
‘Nederland blijft mijn thuishaven, ik ben hier geboren, heb hier vrienden en relaties en de schouwburgen waar ik al heel lang optreed. Een keer per jaar maak ik, behalve dan dit jaar omdat ik tijd wil vrijmaken voor nieuwe ideeën voor mijn veertigjarig jubileum als muzikant in 2013, een grote toer door het land. Na de optredens ga ik meestal maandenlang op reis naar andere landen. Ik reis graag en China, India, Tibet, Mexico en zo meer, zijn voor mij een bron van inspiratie. Ik maak daar kennis met de plaatselijke cultuur en muziek, ontmoet er andere artiesten. Weer thuis op Ibiza werk ik die ideeën muzikaal uit en zo gaat het leven verder. Ik gebruik heel wat technieken om in mijn drukke leven rust te creëren, maar ik merk dat ik het meest tot rust kom tijdens die reizen, m’n kop weer vrij kan maken. Het is de mengeling van avontuur, hard werken en inspiratie opdoen, die dat gevoel teweeg brengt.’
Je reist al tientallen jaren naar- zeker toen nog, bijzondere, exotische landen. Wat zoek je daar?
‘Exotische landen? Ja, zo zou je ze wel kunnen noemen. Het zijn landen die mij trekken, inspireren. Azië heeft duidelijk een voorkeur Ik voel me het meest verwant met de mix aan cultuur, muziek en mensen in Aziatische landen. Vraag me niet waarom, ik heb er geen verklaring voor, het is altijd zo geweest. Het is een gevoel van thuiskomen, ik voel me er lekker. Als ik naar een ander gebied ga, zoals naar Afrika, moet ik me daar in eerste instantie toe dwingen.’
‘In de beginjaren zeventig reisde ik naar India. Het was toen een land waar de tegenstellingen nog groter waren dan nu het geval is. Als je van de airport naar buiten ging, kwam je letterlijk in de stront terecht, zoveel armoede was er. Ik werd er opgehaald door een vriend. Ik kan nog goed dat gevoel terughalen dat ik toen had. Rijdend in een taxi door een totaal vreemd land, en dat ik dat geweldig vond. Geweldig. Dat gevoel vergeet ik mijn leven niet, wat is dat toch, het verwondert mij steeds weer. Sommige Europeanen en Amerikanen maakten gelijk rechtsomkeert als ze uit het vliegtuig stapten.
Ik heb het altijd waanzinnig gevonden dat je met alleen een rugzak om- in mijn geval gevuld met kostbare opnameapparatuur, vrijwel ongestoord in die landen kunt reizen. In het holst van de nacht liet ik me daar eens in een fietstaxi naar mijn guesthouse brengen. Overal brandden er op straat vuurtjes, met mensen er omheen die zich warmden of er bij sliepen. Dat zijn beelden die je niet vergeet. En je komt ook nog heelhuids aan, het kwam niet bij mij op om te denken dat ik onderweg wel tien keer beroofd of vermoord had kunnen worden. Dat zou ik in Mexico of in Zuid-Afrika nooit doen. Het zijn ook fascinerende landen, maar ik moet er bij god niet aan denken om daar te wonen. Terwijl ik dat idee wel had met India. Het is er niet van gekomen, in mijn leven is er ook het een en ander veranderd. Mijn zoon Bright is zeven jaar geleden geboren, dus dan verkas je niet meer zo gemakkelijk. Maar ik neem hem en mijn dochter Dewi- een goede fotograaf en filmer, regelmatig mee op verre reizen.’
Je hebt diverse cd’s gemaakt waarop de invloed merkbaar is van de verschillende stromingen binnen het boeddhisme. Heb je daar iets mee?
‘Ja, erg veel, in die zin dat het goed bij mij binnen komt. Ik noem mezelf geen boeddhist omdat ik geen geloften heb afgelegd. Maar ik voel me verwant met de gedachtegang en beoefen vipassanameditatie. De invloed van het boeddhisme op mijn producties is redelijk groot. Ik vind het heerlijk om met boeddhistisch monniken te verkeren. Alleen hun aanwezigheid al doet me goed. In 1988 trad ik op met een groep monniken en die toer was een van de gezelligste in mijn leven. Eén sprak er een paar woorden Engels, de rest van de conversatie ging met handen en voeten. Er klonken regelmatig lachsalvo’s en in die sfeer voel ik me goed thuis. Zo warm.’
‘Ik ben ooit gedoopt in de christelijke traditie, erin opgegroeid, zonder ooit naar een kerk te gaan. Maar het ligt wel heel diep in mij verankerd. Wat ik nu ben en denk is een gevolg van een allegaartje van zaken, die ik in de loop van mijn leven bij elkaar heb gesprokkeld en waar ik geloof aan hecht. Daar horen ook vipassana retraites bij. Ik ben een onregelmatige beoefenaar, ook door de drukte van mijn beroep. Dan kijk ik in mijn agenda en schrik, het is al weer twee jaar geleden dat ik een retraite deed.
Eigenlijk is het vreselijk dat ik die tien dagen per jaar niet trek, want ik merk dat het erg goed voor mij is. De eerste dagen zijn best wel zwaar, maar tegen het eind denk ik: ik zou er nog wel tien aan vast willen knopen. De afgelopen vier jaar deed ik retraites in het vipassana-centrum dhamma Pajjatta in het Belgische Dilsen-Stokkem. Daar had ik het bijzonder naar mijn zin. Ik heb me nu voorgenomen om in januari volgend jaar in een vipassana-centrum in Barcelona te gaan mediteren.‘
Is muziek maken voor jou een meditatieve bezigheid? Dat beeld dringt zich aan mij op als ik je bezig zie met de groep Del Silencio met wie je optredens gaat doen.
‘Dat is niet echt de bedoeling. Ik heb die groep dit jaar naar Ibiza gehaald en een week lang met ze gespeeld. Wat daaruit ontstond was magisch. Het is een vreemd zootje mensen met wie het goed toeven is. De groep bestaat uit vijf muzikanten en een zangeres en de beeldend kunstenaar Wouter Stips, die tegen het eind van de voorstelling twintig minuten live gaat schilderen. Met hem ga ik ook naar Mexico om mensen te ontmoeten en te filmen. De meeste mensen uit die groep vind ik wel iets spiritueels hebben, en ik ben nieuwsgierig naar de muziek die er uiteindelijk uitkomt. Het is heel spannend.’
Je bewandelt met je optredens geen gebaande paden.
‘Ik zou dat heel vervelend vinden. Commercieel gezien is het leuker om altijd hetzelfde te doen, dingen uit te melken. Daar is het succes van artiesten die De Kuip met vijftigduizend mensen vol krijgen op gebaseerd. Ik kan dat niet, ik verveel me zo snel in een bestaande setting. Als je me zes maanden geleden had gevraagd hoe mijn programma voor volgend jaar er uit zou zien, had ik die vraag niet kunnen beantwoorden. Het basisidee is pas ontstaan in juni. Op een gegeven moment komt er uit wat ik voor ogen heb.’
Je naam is gevestigd in de hippietijd, in de jaren zestig en zeventig. Voor mij pas je in het rijtje met Thijs van Leer en Rogier van Otterloo.
‘In die tijd deed ik de barok jazz adaptations en trok daarmee een enorm publiek. Ik was er voor gevraagd en vond het leuk om er een jazzy vertolking van te maken. Ik was net afgestudeerd aan het conservatorium en die barok zat er nog goed in. Het was een enorm succes en commercieel gezien had ik dat mijn hele leven lang kunnen doen. Maar op een gegeven moment heb ik er een punt achter gezet, ik was met totaal andere dingen bezig. Dat heeft verstrekkende gevolgen gehad voor mijn leven en carrière. Maar ik heb nooit spijt van die switch gehad.’
Je bent een boeiende muzikant en persoonlijkheid. Je omarmt het boeddhisme. Wat voor rol speel je in het leven van andere artiesten. Zien ze jou als een mentor, een voortrekker? Heb je mensen aangeraakt?
‘Geen idee eigenlijk. Ik ben eigenzinnig, dat is besloten in mijn wezen. Fluitspelen is daar een onderdeel van. Wat ik op fluit doe is redelijk eigen. Ik ben begonnen als pianist en heb bewust de move gemaakt. In mijn leven heb ik veel geluk gehad. Want er zijn natuurlijk erg veel goede muzikanten of schrijvers die het niet lukt om verder te komen. Dat heeft niet zozeer te maken met hun kwaliteit, maar meer met hun persoonlijkheid en omgeving. Het zijn veel factoren die uiteindelijk de vorm bepalen, alles is met elkaar verbonden.
Met die moderne media, zoals Facebook, krijg ik wel eens berichtjes binnen waaruit ik afleid dat ik voor mensen op spiritueel of muzikaal gebied iets betekend heb. Als je bekend bent, en dat was ik een tijd, raken mensen geinspireerd. Fluitspelen was toen een ware hausse op muziekscholen.’
Je bent drie keer bij de Dalai Lama op bezoek geweest. Heb je nog steeds contact met hem?
‘Nee, dat niet. Als ik kijk naar mijn rol en betekenis in dat contact met de Dalai Lama, zie ik daar een eindigende lijn in. Via mijn muziek heb ik een statement kunnen maken, en met zijn medewerking aandacht kunnen vragen voor de positie waarin het Tibetaanse volk verkeert. Vorig jaar wilde ik hem graag weer eens ontmoeten, maar eigenlijk wist ik al direct dat dat niet zou lukken. Twee verzoeken werden afgewezen, hij wilde het wat rustiger aan doen. Hij had zich juist teruggetrokken als politiek leider van Tibet en ook zijn gezondheid liet te wensen over.’
‘Wat ik met hem had willen bespreken? Mijn leven heeft natuurlijk ook niet stilgestaan. Ik heb ergens een oud boekje liggen met vragen over levenskwesties. Over Tibet, een afscheiding van een boeddhistische beweging in Noord-Engeland (NKT, jh), van wie de Rinpoches fel gekant zijn tegen hem. En natuurlijk had ik hem willen vragen over de Karmapa, waarvan er twee zijn. Daarover is na de vlucht in 2002 van Ogyen Trinley Dorje naar India nog een hele rel tussen India en China ontstaan, waarin Duitse volgelingen van de andere Karmapa mij wilden betrekken. Ze vroegen mij en keuze te maken en stelling te nemen. Maar ik vind daar niks van, dat er twee Karmapa’s zijn. Toevallig heb ik de ene ontmoet die door de Dalai Lama is erkend. Waarom zou ik daar aan twijfelen, bovendien interesseert mij dat niet eens. Het gaat mij om de persoon, het kind dat ik ooit ontmoette. En die ik later, na zijn vlucht uit Tibet, weer ontmoet heb in Dharamsala.’
‘Ik weet nog goed dat, toen ik veel begon te reizen, iemand tegen mij zei: Je moet eens naar de Dalai Lama gaan. Ik antwoordde heel verwonderd: Wat moet ik bij die man doen? En wat moet die man met mij, weet je wel. En klaar. De ene dag ga je naar de dierentuin en de volgende naar de Dalai Lama, waar hebben ze het over. Maar toch bleef het in mijn hoofd zitten. Tot ik in Tibet terecht kwam en tot mijn schaamte merkte dat ik nauwelijks iets wist over het land en zijn gewoontes. Ook het boeddhisme was mij onbekend. Op een dag was ik in het Tsurphu-klooster van de Karmapa, wat me eigenlijk ook niks zei. Ik had geluidsapparatuur bij me en ben opnamen in dat klooster gaan maken. Ik had het voornemen om die te mixen met het geluid van de fluit, er een plaat van te maken en op die manier de situatie van de Tibetanen, hun manier van leven, meer bekend te maken.’
‘Maar eenmaal thuis bleef het materiaal in de kast liggen. Tot ik een publicatie in de Stern zag met op de cover een foto van de net als zodanig geïdentificeerde Karmapa (Ogyen Trinley Dorje, er zijn er twee JH). Ik dacht shit, daar kom ik net vandaan, daar moet ik weer naar toe, dat jongetje is gevonden. Dat is ook zo gegaan en ik heb die Karmapa, die toen een jaar of zeven was, het jaar daarop ook ontmoet. Hij heeft toen een mantra voor me gezongen. Een aandoenlijk moment. Ik was toen ook weer gemotiveerd om aan die productie verder te werken. Zij werd steeds omvangrijker en zou me uiteindelijk de toegang tot de Dalai Lama verschaffen. Ik heb twee jaar aan die productie gewerkt.’
‘De Dalai Lama had een voorwoord voor een booklet voor een cd van mij geschreven. Tijdens een tournee door India ontstond bij mij het idee dat het wel aardig zou zijn als hij dat in gesproken vorm zou doen. Ik stuurde hem een briefje met de vraag of dat mogelijk was. De Nederlandse ambassade in New Delhi fungeerde als mijn postadres. Toen ik me er weer meldde lag er een bericht dat mijn verzoek was goedgekeurd. Twee dagen later zat ik in Dharamsala bij de Dalai Lama. Ik verkeerde werkelijk in de veronderstelling dat hij vanaf een papiertje de tekst voor zou lezen. En klaar. Maar zijn secretaris zei: U moet hem een echt interview afnemen. Dat was even schrikken, ik ben geen journalist en was er ook totaal niet op voorbereid. Vaak zegt de Dalai Lama in interviews hetzelfde, maar bij mij ging het alle kanten op. Het vervelende was dat ik mijn DAT-recorder niet aan de praat kreeg, zodat ik geen geluidsopname kon maken. De Dalai Lama bood aan, als ervaren uurwerkmaker, het ding te repareren en zo lagen we even later op de grond over het stuk techniek gebogen. Maar we kregen hem niet aan de praat. Best hilarisch.’
‘Aan het eind van de ontmoeting zei hij, mijn teleurstelling opmerkend: ‘Je kijkt zo ongelukkig en je bent van zo ver gekomen, als je morgen vroeg tijd hebt kom dan maar weer langs.’ Dat was natuurlijk wel verbazingwekkend. Een man die twintig uur per dag werkt, de hele wereld afreist, door koningen en presidenten wordt ontvangen, vraagt aan mij of ik tijd heb. En de volgende dag deed de recorder het weer vanzelf. De Dalai Lama reageerde daar verbaasd op. Hoe kan dat nou, vroeg hij. Ik zei: ik kan me voorstellen dat uw persoonlijkheid te heftig is voor dat ding. Hij moest vreselijk lachen en we hadden het erg naar ons zin. Twee jaar later heb ik hem de cd gebracht en had hij weer tijd voor mij, door een kwartier van zijn lunchtijd vrij te maken. Echt ongelooflijk.’
‘Na mijn eerste bezoek aan hem vroeg hij mij de Tibetan case onder zoveel mogelijk mensen bekend te maken. Dat heb ik op mijn manier zo goed mogelijk geprobeerd te doen, uiteindelijk zijn er vier cd’s met het thema Tibet uitbracht. Een deel van de inkomsten is naar Tibetaanse organisaties gegaan.
Volg je de actuele ontwikkelingen in Tibet?
‘Ja, min of meer, er gebeuren daar op dit moment verschrikkelijke dingen. Ik schrik van de zelfverbrandingen. Vorig jaar wilde ik met mijn dochter in Tibet een bezoek brengen aan het Tsuphuklooster, waar ik ooit de Karmapa sprak. Wist je dat die kloosters geïnfiltreerd zijn met nepmonniken, spionnen. Het is er levensgevaarlijk om je mond open te doen. We waren er bij toeval op een feestdag. Ondanks dat de Karmapa niet meer in dat klooster resideert, was het er een drukte van belang op de weg er naar toe. Er waren duizenden mensen op de been, die de weg blokkeerden. Wij moesten te voet verder. In het klooster wilde ik naar de kamer waar ik de net ontdekte en jonge Karmapa had gesproken. Maar een monnik zei dat dat echt niet kon. Ik drong wat aan en toen fluisterde hij: ‘Het sterft hier van de spionnen, we kunnen geen kant op.’ Uiteindelijk hebben we toch tien minuten in die kamer wat dingen bekeken en gefotografeerd. En toen als de sodemieter er weer uit.’
‘Er schiet mij nu iets te binnen. Je had het eerder in dit gesprek over het motiveren van mensen. Ik was in 1999 in het Kopanklooster in Nepal, waar ik al eerder een maand was voor een Tibetaanse meditatiecursus. Op een dag wandelde ik er in de omgeving met een Nederlands meisje. Ik vroeg haar hoe ze in het boeddhisme verzeild was geraakt. Ze beantwoordde mijn vraag met een wedervraag. Ken je de cd ‘Tibet Impressions’? Ik zei dat ik daar wel van gehoord had. Ze zei dat die cd een keerpunt in haar leven was geweest en haar het boeddhistische pad op had geleid. Ze adviseerde mij om die echt eens te gaan beluisteren. Dat zal ik doen, beloofde ik haar.’
© 2012 Joop Hoek/Boeddhistisch Dagblad. Dit artikel verscheen eerder in het Boeddhistisch Dagblad, op 17 oktober 2012.