Het zenboeddhisme kent in Nederland een prille ontwikkeling, het is hier nog geen vijftig jaar gevestigd. Uiteraard in vergelijking met landen als Japan, Korea, China en Vietnam, enzovoort is daar de maatschappij op boeddhistische leest geschoeid, zoals bij ons het christendom de basis is voor ons maatschappelijk en juridisch stelsel. Wij leven, denken en ademen in een christelijke wereld, zonder dat wij zelf christen hoeven te zijn. En dit heeft gevolgen voor hoe we waarnemen.
De scheiding van kerk en staat is hier nergens wettelijk vastgelegd, wel de vrijheid van godsdienst. In de praktijk betekent het dat de staat en de kerk ieder hun eigen zaken regelen en zich niet met elkaar bemoeien of elkaar de regels voorschrijven. Maar de invloed van het christendom op de Nederlandse cultuur en wetgeving is nog steeds groot. Een paar simpele voorbeelden zijn:
- Op Prinsjesdag sluit de Koning de troonrede af met een ‘bede’.
- De koning regeert volgens de aanhef van elke wet ‘bij de gratie Gods’.
- De Nederlandse 2-euromuntstukken dragen, net als vroeger de guldens en rijksdaalders, als randschrift de tekst ‘God zij met ons’.
- In veel gemeenteraden wordt de vergadering geopend en gesloten met een ambtsgebed.
- Een kerkelijk huwelijk mag niet gesloten c.q. bevestigd worden voordat het burgerlijk huwelijk is gesloten. Kerkelijke bedienaren die zich hier niet aan houden zijn strafbaar.
- De Zondagswet verbiedt openbare vermakelijkheden op zondag voor 13.00 uur.
- De Winkeltijdenwet verbiedt openstelling van winkels op de zondag. Wel mogen gemeenteraden maximaal 12 koopzondagen per jaar instellen. Ook mogen zij een bepaald gebied aanwijzen als toeristisch gebied, waarvoor dit verbod niet geldt.
- De christelijke feestdagen.
- En dan nog de christelijke politieke partijen, dit is een verkapte verstrengeling van kerk en staat.
Zonder dat men zich er direct van bewust is vult men christelijke denkbeelden in op boeddhistische begrippen. Een voorbeeld: binnen het christendom kent men een persoon God en ook Jezus wordt tot godheid verheven. Boeddha liet ongeacht de invulling, god en ziel naast zich liggen. Het christendom is gewend om zich tot god (iemand) te richten. Hier in het westen is god aan een persoon gekoppeld. Maar waar moet je je tot richten als er geen ziel of god is? Het is lastig om zaken los te laten en al gauw grijpen we dan terug op waar we vertrouwd mee zijn, bijvoorbeeld moeder Maria met een Avalokitesvara verfje. Of in plaats van ziel vullen we dan bron, kern of energie in waarmee we ons nog steeds van een christelijk denkbeeld bedienen. Denk niet dat ik twijfel aan uw inzet, goede bedoelingen, intelligentie, enz0voort. Maar dit gedachtegoed zit diep in onze cultuur verankerd, zo eigen als onze moedertaal.
Vreemde taal
Zie het zenboeddhisme als een vreemde taal en om die te leren is ons vertrekpunt Nederlands. Boeddhisten in van oudsher boeddhistische landen kijken verbaasd naar de invulling van het zenboeddhisme in Nederland. Voor hen spreekt zo’n tachtig procent van Nederland Louis van Gaal-zenboeddhisme. Binnen het zenboeddhisme is er geen sprake van God of goden. Het doel van een zenboeddhist is satori; ontwaken, reveil. Zenboeddhisme is gericht op de realisatie van je ware natuur. Je ware natuur is dat wat jou doet zijn. Het christendom daarentegen is naar buiten gericht op God.
Ik ben hier op een punt aangeland waar ik een toelichting moet geven. Vanaf hier is mijn referentiekader het onderricht wat ik in Japan heb gehad. Dat is een mix van Rinzai en Soto, een soort oecumenische-zen ontwikkeld door Daiun sogaku Roshi.
Toen een monnik uit het Bukkoku-Ji klooster bij ons ‘Suiren-Ji Leiden’ op bezoek was vroeg hij ‘s morgens: ‘waar blijft iedereen?’ Hij was hogelijk verbaast toen ik hem vertelde dat ze ‘s avonds kwamen om te mediteren. In Japan komen de leden van de sangha één keer per maand naar een tempeldienst. En een enkeling ‘morgens om de tempeldienst bij te wonen- en een enkele doordrijver komt ook voor de meditatie. Meditatie is voor monniken en de ceremonies worden voor de sangha gedaan. De bewuste monnik wilde ook op takuhatsu (uit bedelen) toen ik hem zei dat het in Nederland wettelijk verboden was, vroeg hij: maar waar leef je dan van?[1] Voor hem was de cultuurschok nog groter dan die van mij in Japan.
Geen hoog aanzien
Monniken staan in Japan niet in hoog aanzien, het klooster fungeert dan ook als afvalputje en vluchtheuvel van de maatschappij. Het is in Japan gangbaar als je voor je werk niet deugd, dat je dan een bureau krijgt bij het raam zodat je nog naar buiten kunt kijken, want werk krijg je niet meer. Als je ontslagen wordt (wat zelden gebeurt) dan ben je in de Japanse maatschappij uitgerangeerd. Dan resten er twee mogelijkheden: het klooster of leven als zwerver. Monniken zijn een noodzakelijk kwaad. Ze zijn enerzijds begrafenisondernemer en anderzijds verzorgen ze de nazorg voor overledenen en daarmee indirect ook de nabestaanden. Uiteraard fungeren tempels en hun bewoners voor meerdere zaken, maar het verzorgen van de doden is de hoofdtaak van het klooster en heeft op dit gebied het monopolie.
Het zenboeddhisme in Nederland is nogal anders ingericht. Bij gebrek aan een infrastructuur zijn veel boeddhistische centra afhankelijk van giften (dana). En door een tekort daaraan zijn ze vaak semi-commercieel, waardoor soms een signaal wordt afgegeven dat het een soort spiritueel cursuscentrum is. En wat kun je dan doen als centrum? Om de nodige financiën binnen te krijgen geef je gehoor aan wat gevraagd wordt en start je beginnerstrainingen, open dagen, een cursus zenboeddhisme, en meer.
Daar komt bij dat veel centra niet over de nodige know how beschikken omtrent tempeldiensten en ceremonies waardoor dit beeld versterkt wordt. Ze zijn daardoor veel meer gericht op meditatie en onderricht in de dharma. Het is ook niet verwonderlijk dat er randverschijnselen ontstaan zoals zenboeddhisme als ontspanning, als wellness, als therapie, enzovoort. Door al deze invloeden is het vatbaar voor allerlei opvattingen en invullingen, die weinig te maken hebben met het zenboeddhisme maar wel als zodanig voorgesteld worden of zich er mee associëren.
Autoriteit verschaffen
Om zichzelf autoriteit te verschaffen hecht het westerse zenboeddhisme grote waarde aan Inka (dharma-overdracht). In Japan betekent dharma-overdracht dat een leraar volledig gekwalificeerd is. Hier in het westen wordt de titel roshi daaraan gekoppeld, wat eigenlijk niet meer dan ‘ Ro=oude Shi=meester’ betekent. De juiste term voor iemand die Inka (overdracht) gehad heeft is Shike. Monniken ouder dan 52 jaar kunnen Roshi genoemd worden, ze zullen zich deze naam (titel) nooit toe-eigenen, ze worden uit respect zo genoemd. Het word omschreven als: ‘Een Roshi is een zenmonnik die jaren lang getraind heeft en verondersteld word verlicht te zijn’ Nergens staat dat er erkenning, overdracht, certificaten en dergelijke aan te pas komen.
Shike daar en tegen word bekrachtigd met een document. In de volksmond word een Shike ‘Ishi mai’ genoemd (velletje papier). Hier in het Westen koppelt men niet alleen aan een Roshi een voorbeeldfunctie, maar aan elke boeddhistische leraar. Daar worden vaak ook de geboden en verboden aan gehecht uit de christelijke cultuur. We dichten leraren eigenschappen toe die niet veel te maken hebben met dharmaonderricht. Zoals onthouding van allerlei wereldse zaken, als verhoudingen hebben, drinken, roken, vlees eten enzovoort. In Japan, China, Korea en Vietnam hebben machtsmisbruik, seksschandalen en financiële fraude niet zo een grote impact als hier.
Bordeelbezoek
In het klooster waar ik trainde waren er monniken die ’s nachts in het dorp naar een bordeel gingen. De Japanse monniken wisten dat goed te verbergen, maar een van de westerlingen die nog net op tijd voor de meditatie terug was, zat straal bezopen op zijn kussen. Toen hij door de Jikido met de kyusaku werd geslagen viel hij plat voorover op zijn kussen. Tangen Roshi keurde zijn gedrag sterk af en was pissig. De volgende dag was het alsof het nooit gebeurd was. Hij werd niet ter verantwoording geroepen, hij werd niet weggestuurd, het was gewoonweg niet gebeurd.
Op mijn verjaardag zijn Etsudo san en ik het klooster uit geslopen en nam hij mij mee naar de ‘shopping mall’ waar een sake proeverij was. We hebben ook uitgebreid gegeten in een sjiek restaurant. Wij ‘schaamden ons diep’ en namen er nog een. Wij hadden weliswaar geen enkele officiële klooster-activiteit gemist maar we waren verre van nuchter. Aan de oplettende monniken is dit echt niet ontgaan, maar ik heb er nooit iets van gehoord.
Alleengang naar het hogere
Ook met dokusan gaan we in het Westen anders om dan in Japan. Dokusan betekent letterlijk: ‘Senaat alleen’ of ‘raad alleen’. Heel veel binnen het zenboeddhisme is een afspiegeling van het Chinese gouvernement. De vertaling houdt ongeveer in ‘alleengang naar het hogere’. Het is met ceremonieel omkleed en is een toets in hoeverre iemands religieuze training vordert. Maar om het nog ingewikkelder te maken: er zijn drie vormen van dokusan. De meest formele vorm waar je zelfontplooiing getoetst wordt heet sanzen. Dan is er naisan waarbij de leerling zelf de meester opzoekt als dat gerechtvaardigd is. Dan de algemene lessen die ‘sozan’ heten waarbij de meester onderricht geeft in de tempel voor iedereen.
Hier in het Westen wordt dokusan meestal beschouwd als privé interview waarbij je alleen met de leraar bent. Deze setting, vaak in een afgesloten ruimte, biedt gelegenheid tot misbruik. Bij een formele dokusan is dat gezien het ceremoniële karakter praktisch gezien onmogelijk. Het zou alleen bij naisan mogelijk zijn maar daar ligt het initiatief bij de student, hoewel naisan ook met ceremonie omgeven is.
Bescherming
De ceremonies binnen het zenboeddhisme geven zowel saamhorigheid als bescherming. Ze fungeren als vormelijkheid: daar zit het woord vorm in. Ceremonies zijn de vorm waarin spiritueel inzicht zich kan ontwikkelen, zoals je in een kopje thee kunt schenken. Het kopje als vorm, de thee als spiritualiteit, zo geeft de vorm de mogelijkheid tot inzicht en spirituele groei. Zelfs bij de meest simpele vorm van meditatie ontstaat als vanzelf een patroon wat na verloop van tijd uitgroeit tot een ceremoniële activiteit. Men ontdekt gaandeweg dat het bij zenmeditatie niet om kennis en begrip gaat, maar om gewaarwording.
Een voorbeeld van gewaarwording is: De dienstregeling van de NS uit je hoofd leren is handig, maar het brengt je niet op de plaats van bestemming. Bij zenboeddhisme gaat het over gewaarwording van ‘jezelf’. Daarbij heb ik het niet over de persoon waarvan je jezelf bedient, maar over je menselijke natuur, over wat en wie je bent. Niet over wat je er over hebt gelezen en wat je er van weet, maar zoals een chauffeur een auto bedient, wat of wie bedient jou? Waarom doe je de dingen die je doet? Wat doet je ademen? Waarom ken je vreugde en verdriet? Dat is waar van oorsprong het zenboeddhisme over gaat. De beoefening van het zenboeddhisme is daar op gericht, op een ontmoeting met je werkelijke natuur.
Door de onbekendheid met het traditionele zenboeddhisme gebeurt het maar al te vaak dat men zich op de persoon richt in plaats van op het zelf. Er word aandacht besteed aan de auto, in plaats van aandacht aan de rijvaardigheid van de chauffeur. In het Hindoeïsme heeft men dit in de Bhagavad Gita verbeeld met een paard en wagen. De wagen is het lichaam, de paarden zijn de vijf zintuigen, de wagenmenner is de persoon en de passagier is het zelf.
G.J. Smeets zegt
Een helder en verhelderend relaas. Ik herken erin mijn eigen ‘culture shocks’ tijdens de trainingstijd – 1985 – in Sri Lanka. Ter illustratie: mijn leraar nam me wel eens mee op bezoek naar andere kloosters waarbij we onderweg overnachtten bij familie of vrienden van familie. Die waren verbijsterd dat ik mediteerde, wilden er zelf niets van weten (“No way!”). Ze waren vooral geïnteresseerd in contact met mij als potentiële importeur / leverancier van o.m. de destijds globaal oprukkende digitale horloges. Oh man, wat voelde ik me beledigd :-)