Er zijn – in grote lijnen – twee manieren om het boeddhistische pad te bewandelen: het pad van de wijzen en het pad van de Nembutsu. Het eerste pad vraagt veel persoonlijke inspanningen, meditatie, rituelen, voorgeschreven handelingen over hoe je een bepaalde uitdaging best (wel of net niet) benadert …
Het tweede pad vraagt veel minder persoonlijke inspanningen, stelt geen (hoge) eisen, noch (speciale) engagementen, behoeft geen (speciale) vaardigheden …Welk pad zou jij kiezen?
Shinran Shonin volgde aanvankelijk het eerste pad, maar kwam na enige tijd tot de ontdekking dat deze weg niet voor iedereen was weggelegd, ook (zelfs?) voor hem niet. Hij was van mening dat dit pad hem niet dichter bij de Verlichting zou kunnen brengen.
Toen hij Honen Shonin ontmoette, was Shinran enorm onder de indruk van deze geweldige leraar en zijn toewijding, alsook zijn (diep) vertrouwen. Shinran besloot Honen te volgen en kwam zo heel nauw in contact met de wonderbaarlijke werking van de Voortijdige Gelofte en diens bevrijdende belofte. Shinran vertrouwde op de woorden van z’n leraar en begon beter te begrijpen waar ‘shinjin’ eigenlijk voor stond. Shinjin is dus zeker niet iets wat Shinran heeft ‘uitgevonden’, eerder (her)beleefd en opnieuw in het middelpunt geplaatst.
Hoe meer ik over shinjin lees en hier met anderen over praat, hoe meer ik overtuigd ben dat je shinjin niet kunt verkrijgen door het stellen van goede handelingen, noch door hieraan te denken. Als je de nembutsu zegt, doe dat dan gewoon, zonder te verwachten dat je hiervoor iets terug krijgt, noch woordelijk, noch in daden.
Ik weet het, het is enorm moeilijk om nergens aan te denken, geen verwachtingen te scheppen, om je hoofd leeg te maken … Het ligt immers in onze menselijke aard om dit allemaal wèl te doen. We willen namelijk zoveel mogelijk weten, begrijpen, beheersen …
Is het dit wat de Boeddha ‘onwetendheid’ noemde? We zijn vaak zo vol van onszelf, geloven vooral in het ‘zelf’ en wat we via ons intellect kunnen bereiken. Maar is dat niet meer dan een ‘illusie’? Zou dat de reden kunnen zijn waarom we soms een hele leven lang op zoek zijn naar satori, shinjin, bevrijding …?
Loslaten, jezelf overgeven aan een andere kracht, is een hele uitdaging. En overgave ligt voor heel wat mensen enorm moeilijk. Je hebt het gevoel dat je je kwetsbaar opstelt en daardoor –fysiek en/of mentaal- gekwetst kunt worden. Daar wordt niemand vrolijk van. We behouden liever de controle, waardoor we de illusie voeden dat we minder kwetsbaar zouden zijn.
Deze bombu is geen uitzondering.
En toch … soms … heel soms … lukt het mij om mezelf over te geven, me kwetsbaar op te stellen en –belangrijk!- de controle niet te verliezen. Dit gebeurt dan met een verbazingwekkende vanzelfsprekendheid, zonder enige berekeningen, in volle overgave en vertrouwen, zonder enige vorm van angst … Dit werkt voor mij heel bevrijdend, zelfs ‘verlichtend’.
Maar –ik geef het toe- enkele seconden later, sta ik opnieuw met m’n beide voeten op de grond en kent dit menselijk proces een nieuw begin. Welkom in samsara, denk ik dan.
De nembutsu-praktijk (ikkō senjū) is ‘makkelijk’, maar shinjin is ‘moeilijk’. Shinjin is uiteindelijk de totale en onvoorwaardelijke overgave aan de Ander-Kracht (tariki). Het bereiken van Verlichting gebeurt in het volgend leven en komt tot stand door de verwezenlijking van shinjin. Het ene gebeurt dus in dit leven; het andere na onze dood. (Tannisho, hoofdstuk XV)
De discussie die hier zou kunnen ontstaan, heeft betrekking op het woordje ‘leven’. Wat bedoelen we hiermee?
Sommigen bekijken het heel eenvoudig: het leven begint dan met de fysieke geboorte en kent een einde bij de fysieke dood. Een mogelijke Verlichting gebeurt dan enkel in een volgend leven.
Anderen bekijken het iets ruimer, voegen er een andere dimensie aan toe: bijvoorbeeld een bepaald inzicht kan onze ogen openen en leiden tot een aanpassing van onze levensvisie. Het stelt een bepaalde realiteit in een ander daglicht. We zien de dingen dan door een andere bril en passen onze gedachten, woorden, handelingen hieraan aan. Een ‘nieuwe wereld’ gaat voor ons open. De wereld zoals we die voorheen kenden, is niet meer. In zekere zin leiden we nu een ‘ander’ (verlicht?) Leven. Hopelijk iets heilzamer dan ons vorige Leven.
Als iemand diep vertrouwen (shinjin) heeft, is die ook overtuigd dat Amida Boeddha en zijn Reine Land echt bestaan en dat de belofte –vervat in de Voortijdige Gelofte- waar is. Die persoon vertrouwt Amida en wil –na de dood- het Zuiver Land (Boeddha-veld van Amida) bereiken.
Toegegeven, als ik deze alinea (her)lees, besef ik dat mijn zoektocht naar onvoorwaardelijk vertrouwen nog on-going is. Jiriki is nog te veel aanwezig, hoewel tariki groeiende is. Hoe ambigu dit ook mag klinken, dit proces geeft me tegelijkertijd hoop. Het spanningsveld dat hierdoor ontstaat, zorgt voor de nodige energie om m’n zoektocht verder te zetten. A never ending story?
Wat betekent het eigenlijk om “namo amida butsu” uit te spreken? Heeft het enkel de connotatie van ‘ik stel mijn vertrouwen in Amida Boeddha’, ‘ik neem mijn toevlucht tot Amida Boeddha en wil naar het Reine Land gaan’? Of kan het nog andere betekenissen hebben?
Voor mij betekent het uitspreken van deze woorden o.a. ‘bedankt, Amida Boeddha, dat je mij wilt redden en me naar het Reine Land brengen als dit (fysieke) lichaam sterft’. En daarvoor ben ik heel dankbaar! NAB
Piet Nusteleijn zegt
“Namo amida butsu”.
De auteur zegt in de laatste alinea wat voor hem (of haar) de betekenis is van het uitspreken van deze woorden.
Persoonlijk heb ik geen ervaring met het uitspreken van déze
spreuk. Wel met andere “zinnen”.
Hier lees ik opnieuw dat iedereen er min of meer persoonlijk geloof op nahoudt.
Er bestaan slechts persoonlijke geloven. Elk mens heeft er “een”. Hoewel logisch, vind ik dit een enorme ontnuchterende ontdekking.
Met groet.