In academische kringen is al geruime tijd sprake van – en ik moet altijd even diep nadenken en enkele keren slikken terwijl het alsnog enigszins krom uit mijn mond komt – multiple religious belonging.
In de vertaling: ‘veelvoudige religieuze’ … – en dan wordt het spannend hoe belonging vertaald wordt – … ‘behoren tot’, ‘zich thuis voelen bij’, ‘geïnteresseerd zijn in’. Wat met dit moderne verschijnsel bedoeld wordt: men houdt het niet langer bij één traditie, maar men legt zijn oor ook te luisteren bij andere spirituele scholen of leraren. Een boeddhist gaat een week logeren in een soefikamp; een christen bezoekt een lezing van de Dalai Lama, iemand van joodse huize gaat eens langs bij een katholiek theoloog. In boeddhistische kringen is er ook interesse in verschillende boeddhistische scholen. Er zijn leerlingen die af en toe naar de sesshins van Ton Lathouwers gaan, of een week doorbrengen bij mijn dharmabroeder Tenkei Roshi in Zenriver. Anderen doen een Vipassana-retraite, of bezoeken een bijeenkomst met Sogyal Rinpoche. Ook zijn er de ‘ongebondenden’, vrij van welke traditie dan ook.
Men noemt het soms wel ‘shopping’. Voor mij hoeft men over dit verschijnsel niet denigrerend te spreken. Al deze zoektochten kunnen zeer betekenisvol zijn, begrip wekken, verhelderend werken – ook voor de eigen traditie – en vooral vrede stichtend zijn.
Het is iets van onze tijd. Sinds Nietzsche weten we dat ‘de waarheid’ nergens pasklaar ligt te wachten totdat zij aanvaard wordt. Waarheid, ook de religieuze waarheid, is steeds een kwestie van perspectief. En er zijn vele perspectieven mogelijk op de werkelijkheid waarin we leven en sterven. Alles wat vanuit het zenboeddhisme gezegd wordt, is te danken aan een bepaalde wijze van zien. Bovendien zijn we dankzij de media (vooral internet) goed op de hoogte van wat andere scholen te bieden hebben. We zijn omgeven met vele waarheden die ons dicht op de huid naderen. Dit kan verwarrend zijn, maar het dwingt ons ook om onze eigen ogen te gebruiken: wat zie ik en wat doet mij goed?
Spirituele scholen zijn praktische onderwijsinstituten. Theorievorming is behulpzaam, maar de beoefening is beslissend. De vraag is niet zozeer: wat weet ik, beschik ik over een sluitende theorie of goed klinkende verklaringen, de vraag is wat doet de beoefening en de verstandelijke reflectie daarover met mij? Dit, volgens het bekende gezegde: onderzoek alles en behoudt het goede.
Ramakrishna is wellicht de meest bekende hindoemysticus uit de 19e eeuw. Opgegroeid in een hindoe-omgeving, wijdde hij zich aan de tantrische godin Kali en beschouwde zichzelf als een kind van de moedergodin. Hij liet echter ook dit beeld achterwege om zich te richten op het vormloze Brahman van de Veda’s. Maar zijn interesse gold ook andere religies. Voor hij zich als goeroe vestigde, wilde hij, zover als mogelijk was, aan den lijve ondervinden wat het betekent een moslim of een christen te zijn. Enige tijd werd hij moslim. Hij riep herhaaldelijk de naam van Allah aan, droeg moslim kleren en bad dagelijks de gebeden van de moslims. Na dit experiment wendde hij zich tot het christendom. Met een christenvriend las hij vele passages uit de bijbel. Hij kon in extase (dat gebeurde vaak bij Ramakrishna) voor een afbeelding van Maria met het kind Jezus staan. Uiteindelijk identificeerde hij zich met Jezus Christus als de grootste yogi. Later zou hij vaak spreken over het mata-patha, wat betekent het ‘perspectief pad’ of ‘zoals het gezichtspunt is, zo is de religieuze beoefening’. Overigens gaf hij zijn leerlingen het advies zich altijd te houden aan één pad.
Ik weet te weinig van Ramakrishna waarom hij dit laatste zo stelt. Maar ik heb wel een vermoeden: er is altijd het gevaar dat je iets niet aangaat in de hoop dat het gras groener is bij de buren. Wie zich nergens aan wenst te binden, wil wellicht het heft in eigen handen houden en komt niet toe aan ‘Uw wil geschiede’.
De kwestie is niet of de ene religieuze traditie beter is dan de andere, noch of alle religies over ‘hetzelfde’ gaan, noch dat zij allen leiden naar één punt (Rome, Mekka of Bodhgaya). Religies zijn ten diepste inwijdingswegen die een mens willen inwijden in het mysterie van bestaan. En hoe kunnen we weten dat zij gaan over één en hetzelfde? Mysteries zijn niet met elkaar te vergelijken. In een mooie studie over de mystieke ervaring las ik: ‘De mystici zijn oecumenisch zonder dat zij de opzet hebben oecumenisch te zijn’. Hun inwijdingswegen willen het mysterie van bestaan naderen, zodat hun volgelingen erdoor geraakt worden en in staat zijn daarin binnentreden. En dit doende komen zij dezelfde, algemeen menselijke, universele gegevens tegen: onthechting, de grote twijfel, de grote dood, de vreugde van de mystieke ervaring en de betekenis die dit heeft voor de persoonlijke ontwikkeling.
Dat ik Shinran, de stichter van de Zuivere Landschool, een groot geestelijk schrijver vind, die mij veel te leren heeft en dat ik een grote waardering heb voor het Nembutsu, het zeggen van de naam van Boeddha, betekent niet dat ik mij beschouw als een volgeling van het Zuivere Land. Die waardering heb ik ook voor het Jezusgebed uit de Oosterse Kerken. Dat ik Emmanuel Levinas grondig bestudeerd heb, betekent niet dat ik joods ben. Ik kan Rumi niet lezen met droge ogen, maar ik ben geen moslim. Ik ben een volgeling van de Boeddha. Ik waardeer de zentraditie. Ik houd van zazen, de koans, de historische zenmeesters als mijn voorgangers, de zenkunst. Ik waardeer ook de fouten en de zwakheden die kleven aan de zengeschiedenis, al was het maar dat zij mij leren hoe het niet moet. Ik weet ook, dat als ik naar andere tradities ga in de hoop een volmaakte spirituele leerschool te ontdekken, ik bedrogen uitkom. Er bestaan geen volmaakte geestelijke tradities. Elke school heeft zijn schaduwzijde. Het erkennen en aanvaarden van die zwarte bladzijden heeft een grote spirituele waarde voor de beoefening. Dit ga ik niet uit de weg. Mijn vertrouwen in de zenbeoefening maakt het mij mogelijk te luisteren naar andere tradities en hen naar waarde te schatten.
Altijd als een leerling mij vraagt, ik zou graag naar een sesshin van Jiun Roshi of naar een straatretraite onder leiding van Frank De Waele of naar een workshop van een soefileraar, of naar iemand anders gaan, moedig ik hem of haar aan dat te doen. Ik waardeer het overleg hierover zeer. En ik hoor na afloop graag wat dit voor de leerling betekend heeft en wat dit ook zegt over het gaan van het zenpad.
Tenslotte. De zenweg kent zijn moeilijkheden. Soms van niet geringe omvang. Het is troostrijk te weten dat ook de volgelingen van andere spirituele scholen te maken hebben met dezelfde problemen. Ook zij maken tijden mee van zware twijfel, wanhoop en teleurstelling. Ook zij moeten het hebben van moed en vastberadenheid, discipline, doorzettingsvermogen, toewijding, geduld en een groot vertrouwen in de leer en de leraren. Dit weten, dat wij ‘zennies’ niet de enige zijn die kunnen lijden aan dit pad, is troostrijk en spoort ons aan vooral door te gaan.
Multiple religious belonging toont de rijkdom van de spiritualiteit.
Menno Prins zegt
Dank voor deze tekst. Je schrijft dat je te weinig van Ramakrishna weet om te verstaan waarom hij zijn leerlingen het advies geeft zich altijd te houden aan één pad. Maar aan het einde van je artikel geef je mijns inziens het antwoord:
“Er bestaan geen volmaakte geestelijke tradities. Elke school heeft zijn schaduwzijde.” Iedere leerling, iedere persoon die voortgaat op een weg – welke ook – komt vroeg of laat moeilijkheden tegen, hindernissen, schaduwzijden, woestijnen en dorre vlakten en schier onoverkomelijke stukken waarop het lijkt alsof het dáár eindigt … als je steeds van school wisselt, kom je uiteindelijk nooit voorbij die problemen. Alleen door juist dan te volharden, geraak je er uiteindelijk voorbij en kun je verder.
Overigens herken ik mij helemaal in de term “ongebondene” of “onafhankelijke” pelgrim op de dharmaweg die al kronkelend steeds andere perspectieven toont. Ramakrishna en zijn hindoeistische/ christelijk / joodse / islamitische / boeddhistische bronnen hebben mij zeker geïnspireerd, en doen dat nog steeds. Ik vind dat zelf ook alles behalve spiritueel shoppen. Ik ervaar het als leren van iedereen die soms een heel eind, soms een stukje met je meeloopt … en die je soms meerdere malen, soms slechts één keer tegenkomt. Mogen allen die op weg zijn gelukkig zijn, en mogen zij die bij de pakken neerzitten de moed en de kracht vinden om weer op te staan. En mogen wij allen van elkaar leren.
Sjoerd zegt
Elke “school” weerspiegelt in haar traditie en geschiedenis onze eigen individuele schaduwzijden en zwarte kanten.
Het is in zo’n traditie als in een spiegelhuis, vluchten kan niet. Waar je ook kijkt en zoekt, je komt jezelf tegen. De enige uitweg is jezelf te aanvaarden, je over te geven aan de weg (van welke “school” dan ook)en het gaan van een weg in de richting van vrede, compassie en liefdevolle onthechting.
Mijzelf noem ik in dit proces geen boeddhist, maar ik voel mij daarin zeer geïnspireerd door de wijze waarop TNH dat als een wijze spirituele zen(groot)vader vertelt.
Hilla van Onzen zegt
Een mooi en helder artikel.
Ik ben je nog steeds dankbaar dat je mij destijds aangemoedigd hebt om naar Judith te gaan.
Met een blije glimlach
Hilla