Nederland kent een boeiende geschiedenis waar het gaat om het ontstaan van het boeddhisme in dit lage land. Wie waren de pioniers en waar speelde zich dat boeddhistische leven af? Hans van Willenswaard deed vanuit zijn eigen waarneming onderzoek naar het ontluikende boeddhisme vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij speelde – meestal in de zijlijn – een kritische rol in de wordingsgeschiedenis van – de unieke boeddhistisch wereld in Nederland.
In het eerste deel van de serie ‘Het mysterie van de zwarte tulp’ doet Hans in tien afleveringen verslag van zijn ervaringen en werpt hij een blik op de toekomst van het tulpenboeddhisme. Van Willenswaard – hij kreeg de naam Vimala Vijjo – nam in 1979 toevlucht tot de Boeddha, dharma en sangha. Zijn eerste baan na een opleiding in cultureel werk bracht hem begin jaren zeventig in het Amsterdamse Fantasio, waar hij een rol speelde bij de omvorming tot ‘meditatiecentrum De Kosmos’. Zo kwam hij op het spoor van vipassanameditatie. In 1990 ontmoette hij Sulak Sivaraksa, Thailand, de oprichter van het International Network of Engaged Buddhists (INEB).
In deze serie stelt Hans zich de welhaast onmogelijk taak om stapsgewijs een formule voor een toekomstig tulpenboeddhisme te onthullen. Hij doet deze poging met een flinke dosis zelfspot, want niemand is het nog gelukt de legendarische zwarte tulp te kweken. Met zijn serie wil hij een nieuwe impuls geven aan de discussie over de toekomst van het boeddhisme.
Waar was ik in 1967.
‘In de periode voor de oprichting van ‘de Vrienden’, (van het boeddhisme) in 1963, ging ik op zoek naar de duistere romantiek van de Nederlandse kunstenaars die in de jaren vijftig Parijs hadden opgezocht. Zoals de dichter Simon Vinkenoog[1]. Meteen na de middelbare school vertrok ik naar de lichtstad waar ik een jaar woonde. Ik hield me in leven met baantjes in een middenstands hotel en als hulp-verkoper op de tweedehandsmarkt van Porte de Montreuil. Een fascinerende wereld van kooplieden in veel rangen en standen, van arrogante antiquairs, tot clochards die probeerden uit vuilnisbakken opgeviste waar te verkopen. ‘s Winters verbroederde iedereen rond vuren die verspreid over de markt gestookt werden van het dagelijkse afval.
Merkwaardigerwijs, ik wilde me los maken van geloof, had ik in een café in het Quartier Latin – een buurt waar de opkomende studentenrevolte lijfelijk voelbaar was – lange debatten over de leer van de transsubstantiatie. Vanuit mijn ingegoten protestantse wereldbeeld ging ik ervanuit dat het ritueel van het Heilig Avondmaal, het afscheid voorafgaand aan de gewelddadige dood van Jezus, draait om een symbolische handeling. Maar in het katholieke geloofssyteem is sprake, werd me met passie duidelijk gemaakt door een gul wijn drinkende ex-priester, van een werkelijke spirituele aanwezigheid, een wezenlijke geestelijke doorzetting in de materie, waarin brood en wijn veranderen in het lichaam van de Christus. Ik moest geleidelijk aan de argumenten toegeven. Een opvatting van de realiteit die intrigerende vragen opende naar de verhouding tussen materie en geest en het mysterie van het leven. Kan materie levend worden? Werkt dit alleen door in een millennia durende evolutie of kan dit proces zich ook manifesteren in het hier en nu? Kan menselijkheid ontstaan in materie?
Terug in Nederland meldde ik me aan als student bij de Sociale Academie in Amsterdam. Op de plek in de Jordaan waar een eeuwenoud klooster had gestaan, werd nu in een 19e eeuws gebouw met menselijke maat, een totaal nieuwe opleiding voor ‘cultureel werk’ gestart. Het doel van dit culureel werk was: vernieuwing van het traditionele volkshogeschool- en vormingswerk (zoals bekend in het Nederlandse taalgebied, Duitsland en Scandinavie); een alternatieve aanpak van jeudwerk en buurtwerk in groeiende steden; structurele verandering van de maatschappij om ruimte te bieden aan niets minder dan een nieuwe cultuur.
We leerden dit te begrijpen vanuit mondiaal perspectief zoals de emancipatieleer van Paulo Freire, de baanbrekende Braziliaanse onderwijsfilosoof en activist die grass roots bewegingen in de ‘Derde Wereld’ inspiratie bood[2]. De voortrekker van de nieuwe opleiding in Amsterdam was Nico Torenstra. Nico, graficus van beroep, voegde met veel verve een eigentijds artistieke dimensie toe aan de experimentele studierichting. Nico werd later priester van de Christen Gemeenschap, een beweging tot religieuze vernieuwing geinitieerd door de oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner. Om de hoek, in de Karthuizersstraat, woonde Roel van Duijn. Het was de tijd van de provo-beweging, studentenverzet, massamoord op communisten in Indonesië, protesten tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam, experimenten met bewustzijnsverruiming, ontwakend ecologisch bewustzijn en groeiende belangstelling voor spiritualiteit in Europa en Azië. Simon Vinkenoog publiceerde Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte. Daarin deed hij verslag van zijn ervaringen met LSD in Paviljoen 3 van het Wilhelminagasthuis in Amsterdam, onder toezich van professor Johan Barendregt en collega’s.
In 1967 leidden Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir het baanbrekende Russell tribunaal. Sartre was vooraanstaand filosoof van het existentialisme en Simone de Beauvoir tevens pionier van het feminisme. Het rapport van het tribunaal bracht bewijs aan het licht van de ernstige oorlogsmisdrijven die werden begaan door de USA in Vietnam. De Vietnamese boeddhistische monnik Thich Naht Hanh had eerder een vredesbeweging van jonge vrijwilligers gesticht aan de universiteit van Saigon en was jaren verbonden aan Princeton University, USA, om te onderwijzen in vergelijkende religiestudies. Toen hij niet terug kon keren naar Vietnam om de vredesbeweging te leiden kwam de trappistenmonnik Thomas Merton hem te hulp in de media. In 1966 onmoette hij Martin Luther King en overtuigde deze van de noodzaak het absurde geweld in Vietnam te stoppen, waarna King openlijk de Amerikaanse oorlog veroordeelde.
Doordat een mede-studente cultureel werk onze gemeenschappelijke vriendin was leerde ik pionier van ‘de Vrienden’ Everhard Post uit Groningen kennen, een bescheiden, heel bijzondere persoonlijkheid, met buitengewone psychische gaven die hij soms onopvallend demonstreerde. Ik las Siddhartha van Herman Hesse. Everhard Post en Elly Schiet trouwden in de katholieke Obrechtkerk in Amsterdam. De huwelijksvoltrekking werd, in tandem met een priester van de kerk, geleid door rev. Peter van der Beek, een ongetwijfeld zeer zeldzame gelegenheid waarbij een katholieke en een Nederlands-boeddhistische geestelijke samen een eredienst voorgingen. Peter en Everhard waren medeoprichters van ‘de Vrienden’. Het omslag van de eerste jaargangen van het magazine Saddharma was ontworpen door Everhard.
Ik bleef achter met een gebroken hart en een vers gewekte belangstelling voor het boeddhisme.’
(Wordt vervolgd).
[1] Simon Vinkenoog gaf vanuit Parijs het aanvankelijk gestencilde literaire tijdschrift Blurb uit, 1950-51. Over de uitgangspunten schreef hij: “Onze mogelijkheden zijn nog ongelimiteerd, al moeten wij ons verdedigen tegen uiterst links en uiterst rechts en nochtans het gevaarlijke midden mijden”. (Wikipedia). Andere kunstenaars van de 50-er jaren ‘Parijse school’ waren Karel Appel, Ed van der Elsken, Rudy Kousbroek en Remco Campert.
[2] Zie o.a.: Teachers As Cultural Workers: Letters to Those Who Dare Teach, Paulo Freire, Westview Press expanded English edition, 2005. Thaise versie uitgegeven door Suan Nguen Mee Ma social enterprise, Bangkok, 2010.