Als mens kunnen we lezen en rekenen, capaciteiten die evolueerden uit hersengebieden die bijvoorbeeld ook resusapen hebben maar niet gebruiken. We gebruiken al twee miljoen jaar werktuigen maar het schrift is nog maar enkele duizenden jaren oud. We evolueren dus snel. En we zijn veelzijdig, want andere typisch menselijke eigenschappen zoals bijvoorbeeld ‘wederkerig altruïsme’ en complexe sociale structuren, vragen om heel wat basisvaardigheden. We moeten kunnen berekenen wat iets dat we verhandelen waard is, zowel van goederen als van diensten. We moeten inschatten hoeveel tijd mag zitten tussen een transactie en een vergoeding krijgen, we moeten valsspelen opmerken, onszelf beheersen, onszelf aan een groter doel wijden, op lange termijn denken…
We ontwikkelen vaardigheden op basis van hersengebieden die we al lang hebben maar vroeger niet volledig benutten. Omgekeerd verandert de snelle technologische en culturele evolutie ook onze hersenen. De hersenen van onze kinderen zijn bij de geboorte nog onvolgroeid, zodat onze omgeving een heel belangrijke rol speelt. Door betere voeding en onderwijs, maar ook door het intenser stimuleren van onze hersenen door internet en videospelletjes, scoren kinderen steeds beter op IQ-tests. [1]
IQ-tests kunnen wel geen inzicht, geen wijsheid meten. We zien nog altijd niet graag onder ogen dat onze hersenen ingebed zitten in ons lichaam. Niet ons brein vergaart kennis of geeft inzichten, wij gebruiken ons brein als werktuig voor inzichten. Ons ‘superieure brein’ huist bovendien in een lichaam dat in feite vol ‘constructiefouten’ zit, en die onvolmaaktheden bepalen evenzeer onze evolutie als onze hersenen. Een paar voorbeelden. Een van onze belangrijkste eigenschappen, het rechtop lopen, is een onvolledige evolutie die ons veel rugpijn bezorgt. We planten ons schijnbaar zeer succesvol voort, maar tegelijk worstelen ontzettend veel mensen met vruchtbaarheidsproblemen. En we hebben genen die niet werken, zenuwen die bizarre richtingen uitgaan en spieren die nergens aan vastzitten.
Ook onze hersenen zelf hebben hun constructiefouten. We kunnen geen grote getallen begrijpen, we worden zeer makkelijk misleid door optische illusies, en onze herinneringen zijn vaak verkeerd. Als we onszelf observeren, bijvoorbeeld tijdens het mediteren, wordt duidelijk hoeveel gedachten volautomatisch geproduceerd worden en overbodig zijn. We zijn dikwijls verward en afgeleid. We zijn vooringenomen en vatbaar voor misleidende informatie of de manipulatie door anderen. We zijn gespleten; zowel doctor Jekyll als mister Hyde. In een vingerknip schakelen we om van zelfopoffering naar moordlust.
Onze hersenen slaan negatieve informatie veel sneller op in ons geheugen dan positief nieuws.
Hierdoor blijven traumatische ervaringen langer en dieper in onze gedachten hangen, terwijl vrolijke momenten snel vervagen. Net zoals wij nu nog, overleefden onze voorouders door aangename prikkels te benaderen en onaangename prikkels te vermijden. Maar ze merkten ook dat gevaar vermijden veel belangrijker is om te overleven dan aandacht hebben voor iets aangenaams. Misschien zijn we op dit moment in onze evolutie wel zo gefascineerd door negatieve informatie omdat we bang zijn voor teveel snelle veranderingen en teveel onzekerheid. Misschien interpreteren onze hersenen dat als gevaar.
Tegelijk zijn we -minder dankzij ons lichaam dan dankzij onze intelligentie- in staat om in klimaatzones te leven van de Sahara tot Antarctica. Ook onze complexe sociale structuren laten ons overleven ondanks onze beperkte lichamelijke capaciteiten. Wie geen sterk lichaam heeft kan in een huis blijven zitten en daar een ambacht uitoefenen, kunstwerken creëren of wetenschappelijk onderzoek doen. Wie te kreupel of te oud is, kan door slim of wijs te zijn nog altijd een meerwaarde zijn voor anderen. [2]
Alhoewel de mens een wezen is dat samenwerkt, laat de huidige egocentrische politieke en sociale evolutie zien dat we geen idealistisch beeld moeten hebben van onszelf. We komen nog maar pas uit een dierlijke staat en ons gedrag weerspiegelt dat. Beschaving is vooruitgang, we lijken steeds meer controle te hebben over ons eigen lot. Toch op het individuele vlak want collectief zijn we net zo goed een slachtoffer van wat multinationals uitspoken met ons voedsel, met het al dan niet oorlogen ontketenen, met verder onze ene, kwetsbare aarde leeg te plunderen…
We kunnen niet alle problemen oplossen, maar de uitroeiing van basisproblemen, zoals honger, oorlog en uitbuiting moet mogelijk zijn. Zoals Thich Nhat Hahn voorstelt, kunnen we ons elke dag inprenten hoe afhankelijk we zijn van de aarde en van andere mensen. Dat we wezens zijn die wel moeten samenwerken, willen we overleven. Ook al lijken we een ecologische ramp te veroorzaken en lijkt onze intelligentie vaak tegen ons te werken, we slagen er even vaak in om onze imperfectie te omzeilen of te corrigeren. In het omgaan met imperfectie en kwetsbaarheid schuilt veel van onze creativiteit. We zijn nog vrij primitieve, onvolgroeide wezens en tegelijk hebben we de capaciteit om een Boeddha te worden. Een paradox. Schuilt in het besef van onze onvolkomenheid niet onze grootste creativiteit?