Ik droom, ik droom van een boeddhisme waar monniken, en nonnen, mannen en vrouwen, leken, op gelijkwaardige basis kunnen omgaan zonder onderscheid des persoons, motivatie , kaste (figuurlijk dan toch). Ik droom, van een boeddhisme waar alle regels en keurslijven wegvallen ( opgebouwd door de eeuwen heen ten gevolge van profilering, cultuureigen of andere motivatie ) en de Dha(r)mma ten volle kan bloeien en vloeien, tot ontluiking komen zonder beperkt te worden door, ‘door mensen opgestelde regeltjes en normen ‘die ver afdwalen van de Dha(r)mma zoals de Boeddha ons leerde: In het leven bestaat er lijden, alles is veranderlijk en niets staat op zichzelf, maar ook : er is een weg uit dit lijden en dat is het achtvoudige pad. Niet meer, niet minder, alle speculaties en voorstellingen ten spijt.
Ik droom van boeddhisme waarin de enige leidraad de Dha(r)mma is en het te bewandelen pad het achtvoudige. Waar de kennis en het woord van non zowel als monnik of leek even veel telt, even veel doorweegt, als gelijke, reizigers samen wandelend op hetzelfde achtvoudige pad om slechts één doel om te verwezenlijken: het beëindigen van het lijden. Ik droom; van een boeddhisme dat zich losmaakt van de kluisters van de Vinaya, de tripitaka of de drie manden; manden die door de eeuwen heen alleen maar gevuld en bijgevuld zijn maar nooit geleegd, dikwijls uit opportunisme of controle drang. Overladen manden die het vlot dat de Dha(r)mma is zo onnoemelijk zwaar maken , dat het haast onbestuurbaar wordt op de kolkende rivier ertussen in. Een vlot dat indrukwekkend lijkt; machtig en impressionant maar nutteloos en niet functioneel om diezelfde rivier te bevaren ; en waarvan het onzeker is of ze ooit de andere oever zal bereiken.
Ik droom van een boeddhisme waar alle regels die door de eeuwen heen Dha(r)mma steeds maar strakker in en keurslijf geduwd hebben overboord gegooid worden. Van een boeddhisme op gelijkwaardige basis, waar we terugkeren naar de essentie, waar monniken, novicen en leken zich slechts hoeven te houden aan de oorspronkelijke raadgevingen door de Boeddha gegeven: de panca-sila, attha-sila of dasa-sila, wat voldoende moet zijn om het pad oprecht en licht gepakt te bewandelen, een situatie creëert die toelaat de Dha(r)mma in volle vrijheid te kunnen beoefenen en te integreren in zijn eigen leven.
Ik droom van plaatsen: kloosters, sangha’s; retraites waar mensen , mannen en vrouwen, monniken, nonnen, leken, ongeacht de stroming of culturele achtergrond de Dha’r)mma in alle gelijkheid en eensgezindheid kunnen beleven, samen, door meditatie of contemplatie, in alle vrijheid op gelijkwaardige basis , met mekaar van gedachten kunnen wisselen, elkaar aanmoedigen en steunen in het beoefenen van diezelfde Dha(r)mma.
Maken we niet dezelfde fout als het brahmanisme waar de Boeddha zich zelf heeft tegen afgezet? Een formalistisch boeddhisme met veel rituelen en teksten, uitgevoerd en voorgegaan door ‘gespecialiseerde‘ voorgangers of priesters; bombastisch, kleurrijk maar leeg en inhoudsloos? Om de Dha(r)mma te beoefenen heeft men weinig nodig: de wil, het doorzettingsvermogen en de overtuiging dat de Dha’r)mma als zelfgekozen pad het pad is dat leidt naar beëindiging van alle lijden, voor alle levende wezens, ongeacht het geslacht, positie, welstand of kennis. Of zoals de Boeddha zei op zijn sterfbed: ‘Wees een lamp voor jezelf, ik heb niets achtergehouden, oefen ijverig, pas toe wat voor jou werkt en werp al het andere overboord.
Vrij vertaald : beoefen de Dha(r)mma in volle vrijheid maar wel met vaste overtuiging.