De aandacht voor samenzweringstheorieën gaat ver terug in de geschiedenis. Door de politieke en sociale werkelijkheid zijn recentelijk deze theorieën een belangrijk onderzoeksobject geworden van diverse wetenschappelijke disciplines. Dit artikel geeft een indruk van een deel van het bijna 700 bladzijden tellende Routledge Handbook of Conspiracy Theories. Het is een verzameling essays over het wetenschappelijk onderzoek vanuit diverse disciplines naar de rol van deze theorieën in de politiek en in de samenleving.
Al vanaf de oudheid zijn (achteraf) waar gebleken en verzonnen complotten het onderwerp van analyse geweest. De Romeinse historicus Gaius Suetonius Tranquillus en de Italiaanse diplomaat en historicus Niccolò Machiavelli zijn voorbeelden van onderzoekers uit het verleden. In het handboek staat op bladzijde 108, in het hoofdstuk 1.8 Conspiracy theories in political science and political theory, dat de Franse filosoof François Guizo in de 19de de eerste was ‘die in puur politieke termen onderscheid maakte tussen de complotten om een regering te laten vallen, de pseudo-complotten van heersers om hun macht te versterken en om tegenstanders het zwijgen op te leggen, en de compleet verzonnen complotten.’’ Hij hield daarbij rekening met de sociale context.
‘Mainstream-kwestie’
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog houden overal ter wereld, ook in Nederland en België, wetenschappers zich bezig met complottheorieën en leveren hun bijdrage aan het internationale multi-wetenschappelijke debat over dit onderwerp. ‘Er bestaat weinig twijfel over dat dit onderwerp snel een mainstream-kwestie wordt.’
Samenvattend: ‘Complottheorieën zijn een populaire manier om de invloed van macht en verantwoordelijkheid te verklaren, en van gevolgen ervan op het verloop van gebeurtenissen. Ze spreken zowel links als rechts aan, laagopgeleiden en intellectuelen. Het gaat over zij die zich in het centrum van de macht bevinden. Soms nemen de theorieën de vorm aan van het aanwijzen van racistische zondebokken, soms van tegenaanvallen op de machtigen. Ze bieden alternatieve verklaringen voor diverse verschijnselen, van economisch tot cultureel. Sommige missen elke basis en andere staan boven elke twijfel,’ citaat van professor Peter Knight op bladzijde 113 van hoofdstuk 1.8.
Veiligheid
Als er iets belangrijks of verontrustends gebeurt, gaan mensen op zoek naar verklaringen om zich veilig te kunnen voelen en om zekerheid en controle te krijgen over hun leven en de wereld waarin ze leven. Een van de manieren waarop ze dit doen, is te zoeken naar patronen. Volgens onderzoekers voorzien samenzweringstheorieën (conspiration theories) in deze behoefte. ‘Sociaalpsychologisch onderzoek heeft aangetoond dat mensen een aversie hebben tegen het toeval van sociaal-politieke gebeurtenissen. Ze kennen hieraan cognitief betekenis aan toe, door patronen in de gebeurtenissen op te merken en oorzakelijke verklaringen af te leiden, zelfs als deze niet bestaan,’ bladzijde 182 van hoofdstuk 2.3 Motivations, emotions and belief in conspiracy theories.
Collectief narcisisme
Onderzoek toont aan dat mensen worden aangetrokken door complottheorieën als zij niet gemotiveerd, of niet in staat zijn om naar informatie te zoeken in geloofwaardige bronnen. Dit soort theorieën kan ook worden aangehangen om iemands ik of zijn groep te beschermen tegen gevoelens van verantwoordelijkheid voor de eigen achterstandspositie. Andere onderzoeksresultaten wijzen op het bestaan van gevoelens van collectief narcisisme (collective narcissism) van de eigen groep. Het is ‘een geloof in de grootsheid van de in-groep die gepaard gaat met het geloof dat andere mensen deze grootsheid onvoldoende waarderen.’ Ten slotte geeft weer een ander onderzoek aan, dat complotdenkers het gevoel kunnen hebben ‘dat zij ‘experts’ zijn geworden, die superieur zijn ten opzichte van anderen, omdat zij een intelligentie hebben, die de anderen niet hebben.’
Hoofdstuk 2.7 Consequences of conspiracy theories gaat over psychologisch onderzoek naar positieve en negatieve gevolgen van deze theorieën. Zo op het eerste gezicht voorzien deze in een belangrijke alledaagse psychologische behoefte, maar er is discussie onder wetenschappers over de vraag of ze meer positieve gevolgen dan negatieve gevolgen hebben.
Een van gevolgen van het geloof in complotten is een saamhorigheidsgevoel onder de aanhangers. In een bepaalde context kan dit inspireren tot sociale actie, waaronder positieve politieke actie. Onderzoekers suggereren hierbij dat sommige theorieën afwijkingen naar voren kunnen brengen in gangbare verklaringen. Inderdaad, sommige complottheorieën bleken bewezen juist te zijn, zoals het Watergateschandaal. Complottheorieën kunnen bovendien regeringen aansporen om opener te zijn, bladzijde 232.
Negatieve gevolgen
Het merendeel van de onderzoeken richt zich op de negatieve effecten in de domeinen van de politiek en de gezondheid, bladzijde 233 tot en met 238. Het aanhangen van een complottheorie kan leiden tot stigmatisering, waardoor iemand zich buitengesloten kan voelen, met negatieve psychologische gevolgen. Een theorie kan bovendien iemands denken over gebeurtenissen veranderen waardoor hij informatie (nog) selectiever gaat waarnemen om tegenstrijdigheden te voorkomen. Dit versterkt het geloof in het complot. Uit ander onderzoek blijkt dat proefpersonen, die blootgesteld waren aan complottheorieën over de moord op J.F. Kennedy officiële berichten meer wantrouwden dan mensen die niet waren blootgesteld aan die theorieën.
Nepnieuws, via bijvoorbeeld Facebook, gericht op personen die hier toch al gevoelig voor zijn, kan het geloof in die theorieën aanwakkeren. Uit onderzoek blijkt dat er Italiaanse aanhangers zijn op Facebook die hun actieve online-activiteiten concentreren op vier specifieke terreinen, te weten diëten, gezondheid, milieu en geopolitiek. Zij waren actief met het verspreiden van berichten over deze onderwerpen en droegen hiermee bij aan de vitaliteit van deze samenzweringstheorieën.
Macht en onmacht
Complottheorieën gaan ervan uit dat (vermeende) machtige groepen betrokken zijn bij geheime complotten en intriges. Zo wordt de overheid gezien als een samenzweerder, maar ook sociale groepen. Uit onderzoek blijkt dat complotdenkers minder genegen zijn om actief te zijn in de politiek en niet stemmen bij verkiezingen. Hoewel de theorieën tot politieke activiteiten kunnen leiden, kunnen ze ook leiden tot passiviteit en machteloosheid.
Deze theorieën kunnen de verhoudingen tussen groepen negatief beïnvloeden. Uit onderzoek naar blootstelling aan het geloof van een groep Maleise proefpersonen in complotten van Joden blijkt dat er eveneens een verband is met racistisch gedrag tegen Chinezen. Ander onderzoek naar stereotype complottheorieën over Joden toonde aan dat de complotten een sterke voorspellende waarde hebben voor wat betreft de toename van vooroordelen en discriminatie tegen Joden. Ook kwam uit verder onderzoek naar voren dat blootstelling aan complottheorieën over joden ‘not only increased prejudice against Jewish people, but also indirectly towards a range of other, uninvolved groups such as Americans, Asians and Arabs.’ Concluderend kan worden gesteld dat uit onderzoek blijkt dat samenzweringstheorieën kunnen leiden tot een wijdverbreide negatieve invloed op de verhoudingen tussen maatschappelijke groepen.
Keuzes
In de twee eerdere artikelen in het BD is al geschreven over empirisch bewijs dat blootstelling aan complottheorieën effecten kunnen hebben op de medische keuzes van mensen. Onderzoek naar de blootstelling aan berichten over vermeende gevaren van vaccinaties maakte ‘mensen machteloos, gedesillusioneerd en wantrouwend, wat leidde tot een verminderde bereidheid om een fictief kind te vaccineren.’ Overigens betreffen de gevolgen van samenzweringstheorieën niet alleen de ‘harde wetenschappen’, maar ook de menswetenschappen.
Samenzweringstheorieën blijken geweld tegen anderen aan te wakkeren, zoals blijkt uit een wetenschappelijke analyse van teksten en toespraken van 50 extremistische groepen over het gehele politieke continuüm, gewelddadig of niet. Het bleek dat complottheorieën de radicalisering versnelden. Verwezen wordt naar de openlijk uitgesproken complottheorie van bijvoorbeeld de 28-jarige Australische Brenton Terrant de aanslagpleger op de moskee in Christchurch in Nieuw-Zeeland in 2019. Zie voor de achtergronden de link van VPRO Bureau Buitenland.
Pioniers
De socioloog Karl Popper bedacht de moderne betekenis van het begrip ‘conspiracy theory’ in het tweede deel van The Open Society and Its Enemies (1950). Zijn kritiek op dit soort theorieën is, dat het belang van de bedoelingen van acties wordt overschat en structurele oorzaken en onbedoelde effecten onderschat. In dezelfde periode benadrukte een groep sociaalfilosofen, onder wie Theodor Adorno, de gevaren van dit soort theorieën. Ze probeerden te verklaren welke persoonlijkheidstypes geneigd zijn deze opvattingen naar voren te brengen en waarom de ‘massa’s’ zich aangetrokken voelen tot autoritaire leiders. In het beroemde essay The Paranoid Style in American Politics (1964) van historicus Richard Hofstadter, een pionier op het gebied van het onderzoek naar complottheorieën, vinden we de opvattingen van deze onderzoekers terug.
The Paranoid Style in American Politics begint met: ‘Although American political life has rarely been touched by the most acute varieties of class conflict, it has served again and again as an arena for uncommonly angry minds,’ Hij gebruikt de uitdrukking ‘paranoïde stijl’ niet in de klinische betekenis, maar ‘vooral zoals een kunsthistoricus zou spreken over de barokke of over de maniëristische stijl.’ Volgens hem staat in de paranoïde stijl het gevoel van vervolging binnen een systeem van imposante samenzweringen centraal. De klinisch paranoïde mens ziet de vijandige en samenzwerende wereld waarin hij leeft als direct gericht tegen hemzelf. De spreekbuis van de paranoïde stijl ervaart deze wereld daarentegen als gericht tegen een natie, een cultuur, en tegen een manier van leven die ‘niet alleen hem zelf raakt, maar ook miljoenen anderen.’
Echter, volgens de auteurs van hoofdstuk 1.2 van Conspiracy theory in historical, cultural and literary studies van het handboek, pathologiseerde Hofstadter het geloof in complottheorieën. Bovendien claimde hij ten onterechte dat deze opvattingen, die in de VS een lange geschiedenis hebben, altijd alleen de voorkeursstijl was van minderheidsbewegingen. Het handboek geeft een beeld van de huidige wetenschappelijk kennis over complottheorieën. Zie ook de link van American Anti-Intellectualism.
Opmerkingen
In de algemene inleiding van het handboek gaan de redacteuren, de hoogleraren Michael Butter en Peter Knight, pagina’s lang in op de definiëring van het begrip ‘conspiracy theory’, dat een negatieve connotatie heeft.
Sommige vroege onderzoekers zagen deze theorieën ‘als een curiositeit op zijn best en op zijn slechts als een teken van marginale waanideeën.’ Kortgeleden namen wetenschappers afstand van het simpelweg associëren van de aanhangers met paranoia en andere mentale problemen. Dit is onder andere het gevolg van onderzoek waaruit bleek dat dit soort opvattingen ook prominent te vinden zijn onder intellectuele en politieke elites in voorgaande eeuwen en in sommige hedendaagse regimes. Bovendien blijkt uit sociaal psychologisch en politiek wetenschappelijk onderzoek dat deze opvattingen wijdverspreid zijn onder de algemene bevolking van in ieder geval het Westen.
Een van de andere aandachtspunten is, dat het begrip pas in de jaren 1970 populair begon te worden. Nu weten we dat deze theorieën al in de antieke oudheid voorkwamen en klaarblijkelijk ook in alle andere samenlevingen. Waarom is het pas recent zo’n herkenbaar en bruikbaar concept geworden? Pas sinds de laatste twee decennia neemt het onderzoek zo’n hoge vlucht dat het voor onderzoekers moeilijk wordt om een overzicht te krijgen van de resultaten. Zij verschillen met elkaar ook van mening over welke kant het onderzoek opgaat. Dit handboek voorziet volgens de uitgever in de behoefte aan overzicht.
Geconcludeerd kan worden dat complottheorieën een gebruikelijk verschijnsel zijn van onzekerheid en angst en ze zijn een reactie op gevaar, vooralsnog zal dit zo blijven in de toekomst. Een dergelijke theorie is een natuurlijk verdedigingsmechanisme dat een beroep doet op reguliere psychologische processen. Dat sommige van deze theorieën veel voorkomen, maakt ze echter niet waar of rationeel, schrijft onderzoeker Jan-Willem van Prooijen op bladzijde 94 van zijn boekje uit 2018. Daarbij kunnen ze schadelijk zijn voor individuele mensen en de samenleving.