‘Ik heb doelen nodig in mijn leven’ lees ik in een verhaal. Ik zit op mijn favoriete plekje in de tuin. Via mijn Mobiel speel ik op mijn JBL boxje ‘Eric Satie Early Piano Works I’. Het ‘gewoesch’ van de vleugelslag van overvliegende zwanen trekt mijn aandacht. Tegen een blauwe hemel, met verspreide witte, donzige wolken, gaan ze voorbij, vier majestueuze vogels. Waarheen?
Wie of wat heeft een doel? Jij, de vogels, de schrijver van deze overpeinzing, een verhaal waaraan ik zonder doel begonnen ben?
Als er een doel is, is dat zinvol, eeuwig, tijdloos? Wat zijn mijn doelen? Gek. Zo’n vraag op deze vroege zondagavond. Een avond als afsluiting van een rustige dag, een dag met een uitstapje naar Rotterdam.
Het was zondag open monumentendag. Op bezoek bij de Fenix loods. Een havenloods uit het begin van de vorige eeuw. Een enorm groot industrieel monument. Hoeveel voetbalvelden groot zou het zijn? Het wordt verbouwd tot het Rotterdams landverhuizers museum. Drie miljoen mensen vertrokken vanaf de er tegenover gelegen pier, de pier met wat nu heet Hotel New York. De loods wordt een museum, een nieuwe functie voor het immense gebouw – het lijkt voor de eeuwigheid gebouwd met zijn robuuste, imponerende betonnen skelet – een nieuwe functie voor een complex dat ooit is neergezet met een ander doel dan exposeren en vertellen van het verhaal van miljoenen mensen op drift. Mensen met een doel? Mensen met verlangens, hoop, aspiraties. Doelgerichte mensen? Doelgericht? Waarop gericht? Vrijheid, veiligheid, geborgenheid? Op pad, zonder precies omlijnd doel? Of op pad met het universeel menselijk verlangen naar geluk, vrede, liefde?
De zwanen vleugelslag is al weer even voorbij. En met ‘Prelude de la porte héroïque du ciel’ van Satie, ben ik terug bij enkele existentiële vragen: ‘wat is mijn doel, heb ik een doel, of is doelloosheid nou net de porte van mijn menszijn?’
Mijn hart fluistert: ‘doelgerichtheid zonder doel. Alle wereldse doelen zijn broos, onderhevig aan tijdelijkheid en aan tijdelijkheid van de vreugde van een behaald resultaat, de tijdelijkheid van de vreugde waarmee het gepaard gaat’. Deze woorden onderstrepen het besef van de tijdelijkheid van alle verschijnselen, van mijn eigen zijn en ook van vreugdevolle momenten. Incluis het genieten van het Rotterdams uitstapje en het sprakeloos volgen van de zwanenvlucht.
Doelloosheid is mijn doel, zo besef ik ineens. Doelloosheid met als diepste verlangen één te worden, één te zijn met alle verschijnselen. Me verwonderen, beleven zonder vast te klampen aan wat dan ook. Of het moet de liefde zijn.